37 gegroeid. Reeds in Februari 1566 had de landvoogdes het stadsbestuur gewaarschuwd toe te zien dat de stad niet over rompeld werd door een der rondzwervende benden en was de secretaris van de Geheime Raad er heen gezonden om in deze zorgelijke tijd met de magistraat te besogneeren" in Maart werd een publicatie afgekondigd, houdende verbod elkaar te injuriëren ter zake van de religie. In Juli kwam het onweer nader en herhaalde de landvoogdes haar waarschuwingen daar de „sectarissen" in de duinen omtrent Middelburg (bedoeld zal wel zijn Koudekerke) begonnen waren te pre diken beval zij strenge handhaving der plakkaten. De 24e Augustus ontlastte de onrust zich ook hier in een beelden storm die zij, „die de religie nae den woorde Ons Heeren toe- gedaen zijn", hadden aangezegd als hun geen plaats voor prediking werd toegestaan. Doch spoedig was de magistraat de toestand weer meester de godsdienst had, naar haar zeggen, „int clooster i2a) nyet gecesseert behalve eenen dach". Een jaar later gaf de verhouding tot het garnizoen reden tot moeilijkheden in September werd verzocht vrij te mogen blijven van „meerder soldaten". Voor een aanslag op Vlis- singen vrezend, was Alva niet bereid hieraan gehoor te geven. Dat deze vrees geenszins denkbeeldig was leert de poging, in 1567 door Jan van Toulouse en Pieter Haeck ondernomen de stad te verrassen. De inkwartiering van een vreemde solda- teska was voor Vlissingen, dat slechts 700 meestal kleine huizen, dus vermoedelijk ongeveer 3500 zielen telde, een zware last, en ondanks door Alva toegezegde verlichting bleef de verhouding slecht; 2 Augustus 1570 kwam het zelfs tot een uitbarsting, met een strenge ordonnantie beantwoord. Nadien deden zich ook de financiële bezwaren gelden, gevolg van de zware bezetting. De kosten werden bij wijze van lening ver haald op de burgerij, die daarnaast door de nieuwe belastingen, door Alva opgelegd, werd bezwaard. Ook bracht de blokkade door de Watergeuzen, die in 1571 een mislukte poging hadden gedaan zich van Vlissingen meester te maken, veel nadeel voor de bevolking. Deze, „en desespoir par faulte de negociation", zoals de gouverneur van Zeeland aan Alva rapporteerde, was bovendien verbitterd dat op de plaats, bestemd voor de lang verhoopte haven boven vermeld, waarvan zij werk en brood verwachtte, door de landvoogd een dwingburg werd gebouwd. In zo geladen atmosfeer is een geringe aanleiding voldoende om een ontploffing teweeg te brengen, en deze bleef dan ook 12a) Het enige te Vlissingen aanwezige klooster was dat der Carme- lieten, afgebroken in 1572.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1955 | | pagina 57