39
1574 voor Oranje was gewonnen, haastte deze zich een nieuwe
orde van zaken op Walcheren in te stellen. De hoofdstad, die
zo lang en zo hardnekkig de zijde van de Koning had gehou
den, werd geknot de kleine steden van Walcheren werden
de erfgenamen, niet zozeer van haar bloei want Middel
burgs economisch leven heeft zich merkwaardig spoedig her
steld als v/el van haar bevoorrechte positie. Vlissingens
nieuwe statuut werd 2 Maart 1574 door de Prins vastgesteld.
Allereerst werd de stadsregering op een nieuwe voet gesteld,
meer nog ten aanzien van de personen overigens dan van de
organisatie. Ook hier een college van Wet en Raad, bestaande
uit twee burgemeesters waarvan altijd één een geboren
Vlissinger moest zijn en negen schepenen, bij wien, als van
ouds, de rechtspraak berustte, en dertien raden14) of vroed
schappen, die tezamen de verordenende bevoegdheid hadden en
politie bestuurs)zaken behandelden 15). Vervolgens werd
de rechtsmacht van Vlissingen ten koste van Middelburg zeer
uitgebreid. De ambachtsheerlijkheid Oud-Vlissingen werd in
de stad geïncorporeerd over een aantal heerlijkheden, een
derde van Walcheren uitmakend, kreeg zij de criminele en
civiele rechtspraak. Ten aanzien van de laatste de eerste
kwam aan de Vlissingse Wet werd het college van schout
en keurschepenen ingesteld, ook wel landsvierschaar genoemd,
waarin zitting hadden zes schepenen uit de dorpen, buiten
schepenen genoemd, vijf, als binnenschepenen vermeld, uit
Vlissingen 16pas in 1795 kregen de dorpen, doch toen slechts
voor korte tijd, hun zelfstandige rechtspraak terug 17Verder
kreeg Vlissingen zitting in de Staten van Zeeland. Wel was
14) Daar deze in 1477 nog niet, in 1530 voor het eerst worden ver
meld (onze documentatie is echter zeer onvolledig) zullen de raden tussen
beide jaren zijn ontstaan, doch misschien niet als vaste instelling doch
geraadpleegd in bijzondere gevallen, zoals soms ook met de dekens der
schutterijen geschiedde. Bij resolutie der Staten van Zeeland van 7 Juni
1659 werden zij permanent verklaard. Het totaal, 24 leden, wordt door
sommigen wel als de raden aangegeven, zo bv. in de regeringslijst van
1688 bij Smallegange.
15) Voor het beheer der stadsmiddelen zouden zij een rentmeester
aanstellen, die ten hoogste drie jaar zou dienen. Tijdens Smallegange waren
hiervoor drie thesauriers, wier getal in 1750 twee bedroeg, die twee com
miezen onder zich hadden, een voor de stads- en een voor de zeewerken.
16) In 1579 werd ingesteld het College van het landrecht, voor een
deel overnemende de functie van provisor en deken van Walcheren der
middeleeuwse periode, dat in 1687 nog wordt genoemd doch in 1750 niet
meer bestond.
17) De eigenlijk gezegde stadsheerlijkheden: Koudekerke. Biggekerke
met Krommenhoeke, Zoutelande en Werendijke, werden in 1857 verkocht.