40 het bij het ephemere groot-privilege van 1477 onder de „goede" steden gesteld en had het, na de aankoop door koning Filips in 1567, met Vere18) admissie tot de Statenvergadering ver zocht, aangezien zij (nu) vrije koninklijke steden waren formeel was dat niet geheel juist doch eerst na de grote veranderingen in Zeelands bestel werd Vlissingen tot de Statenvergadering toegelaten. Dat het daarbij, in strijd met wat vóór de Opstand gebruikelijk was, boven Vere voorrang verkreeg, was waarschijnlijk een gevolg van de omstandigheid, dat het als eerste het Spaanse juk had afgeschud. Ook in het dijkbestuur van Walcheren kreeg het, met Vere samen, stem. Tenslotte werden op economisch gebied, niettegenstaande het „kreunen van die van Middelburg", zoals Boxhorn geestig zegt, een aantal voorrechten verleend. Het maken van nieuwe havens werd toegestaan, evenals het stellen van de daarbij benodigde kranen gunstige bepalingen ten aanzien van be taling van tol werden vastgesteld. Middelburgs monopolie voor de wijnaanvoer werd gebroken door de bepaling, dat de kooplieden vrijelijk mochten gaan en opslaan waar het hun beliefde Vlissingen kreeg evenzeer recht van kraangeld voor daar aangevoerde wijnen. Ook mochten de Vlissingers zout keten maken waar zij wilden ten dienste der haringvaart en visserij, waarvan de stapelbepaling werd hernieuwd. En ten aanzien van de schipperij werd Middelburgs overheersende positie het recht van voorlading gebroken door de be paling, gebaseerd op het „algemeen ende natuerlijck recht", dat Vlissinger schippers te Middelburg zowel als te Antwerpen en elders vrijelijk zouden mogen laden Vlakke en Arnemuidse rêe zouden voor hen voortaan open staan. Door al deze voorrechten was Vlissingen van zijn kluisters bevrijd en was de weg geopend tot wijder vlucht. Vooral het economisch leven ontwikkelde zich even plotseling als voor spoedig. In 1574 werd de admiraliteitsraad in de Scheldestad gevestigd, die vrnl. als prijzenhof fungeerde tot de Pacificatie van Gent in 1576 de heffing van licenten voor het handel drijven op wat daarvóór vijandelijk gebied was overbodig maakte1!lgedurende die jaren werden niet minder dan 18) Of Vlissingen. evenals Vere, voordien ook wel reeds ter dagvaart genodigd is geweest kan bij gebrek aan gegevens niet worden beslist. 19) In 1579 werd de admiraliteit heropgericht, doch te Duinkerke gevestigd Gecommitteerde Raden behielden de berechting der Zeeuwse prijszaken doch de magistraat van Vlissingen trad herhaaldelijk in hun rechten. Toen Duinkerke in 1584 door Parma was veroverd, werd een eigen Zeeuwse admiraliteit gesticht met Vlissingen als zetelin 1586 reeds werd deze naar Middelburg overgebracht.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1955 | | pagina 60