41 258 prijzen te Vlissingen binnen gebracht met een netto-op brengst van 72.000 VI. (bijna \x/2 ton gouds). Van meer direct belang echter was het feit, dat eigen en vreemde scheep vaart herleefden. Terwijl van 1562 tot 1571 het aantal (vreem de) schepen, waarvoor ankeragegeld werd betaald, gemiddeld 75 per jaar bedroeg, liep dit over de periode 1579-1584 op tot ruim 250. De Engelsen namen hierbij thans de eerste plaats in. Het belangrijkste deel van hun verkeer ging overigens aan Vlissingen voorbij en doelde op Antwerpen. In het driehoek- spel Elizabeth-Filips li-Oranje wisselden herhaaldelijk de ver houdingen en daardoor de regelingen, ten aanzien van het Engelse verkeer over de Schelde getroffen, en hoezeer ook Vlissingen daarin partij was zowel wegens de mogelijkheid van belemmering van dat verkeer als om het belang, dat het pleisteren der Engelse schepen op de rede ten fine van onder zoek in verband met de betaling van het licent toch in zekere mate voor de stad moet hebben gehad haar diepste belangen raakte dit toch maar ten dele, zodat wij hier op het beloop ervan niet behoeven in te gaan. Ondanks strubbelingen af en toe in het najaar van 1572 was het zelfs tot arresten over en weer gekomen en was de Schelde voor de Engelsen geslo ten, en ook in het begin van 1575 was de verhouding weer zeer gespannen bleef Vlissingen het doel van talrijke Engelse schepen, vooral van Ipswich, maar ook van Londen en Great- Yarmouth. Lakens en bier werden vandaar naar de Schelde- haven gebracht, zout, vis en landbouwproducten als retour lading meegenomen. En toen, enige jaren later, de zetel der Merchants Adventurers, de Engelse lakenkooplieden, te Mid delburg was gevestigd, sloegen de zgn. interlopers, de koop lieden die het monopolie ontdoken, hun tenten te Vlissingen op. Niet minder druk was de Vlissingse vrachtvaart naar de havens aan de overzijde der Noordzee vooral ook Ipswich werd veel en geregeld door Vlissingers bezocht, en op Londen werd een beurtvaart geopend. Ook uit andere landen bezochten nu steeds meer schippers en kooplieden de stad. waarvan reeds Boxhorn zo terecht heeft gezegd dat zij ..twonderwel aen de zee" gelegen was (zie afb. 13,4Ook is er sprake van een ..Oosters huis" 20hetgeen op betrekkingen met de Hanze wijst. In 1586 horen wij zelfs van relaties met Brazilië. Uitbreiding van haar haven was dan ook niet alleen, door bovengenoemd privilege, mogelijk, doch meer nog dan in 1545-1549 noodzakelijk. In 1580 werd daartoe 20) In 1760 herberg geworden en in 1817 afgebroken.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1955 | | pagina 61