44
dichter-krijgsman, die in 1586 voor Neerlands vrijheid het
leven liet, werd Vlissingens eerste gouverneur onder Engels
bewind. De band, aldus met Engeland geknoopt, was voor de
Scheldestad ook in economisch opzicht geenszins onvoordelig.
In 1594 kreeg zij van koningin Elisabeth de stapel van het
koren, dat uit haar land naar de Nederlanden werd gevoerd,
waartegen zich overigens de Staten-Generaal, stapeloctrooien
als schadelijk beschouwend, verzetten.
Terwijl tot het einde der 16e eeuw het Vlissingse scheeps
verkeer zich tot de zeeën tussen de Sont en de Zuilen van
Hercules had bewogen, intensifieerde zich dit in de 17e eeuw
niet alleen, doch sloeg het ook de wieken wijder uit. En naast
vrachtvaart ontwikkelde zich nu ook eigen handel de visserij
daarentegen had, in deze periode, in de Vlissingse welvaart
een veel geringer deel dan vóór de Opstand het geval was
geweest, al werd aan de Admiraliteit vaak om convooi voor
de haringvaart en de smalle visserij gevraagd. Een Vlissings
schipper was, reeds in 1577, één der twee leiders van de tocht
door De Moucheron, toen nog te Antwerpen gevestigd, de
Dwina opgezonden, en in 1584 was hij daar weer. In 1617
voer een ander van Terra-Nova (Newfoundland) naar Italië,
waarheen anderen hem reeds waren voorgegaan. Drukker
werd de Vlissingse vaart naar de Oostzee. Hoewel het aantal
Zeeuwse schepen, die de Sont passeerden, vrij gering was
het overschreed, blijkens de Sonttabellen, slechts zelden de
drie cijfers en haalde nooit de 200 maakte Vlissingen daar
bij in de eerste helft der 17e eeuw een goed figuur ongeveer
tweederde kwam voor rekening der Scheldestad. Na 1680
echter was d& Oostzeevaart der Vlissingers zeer miniem.
Graan, en ook wel hout, waren op de terugreis hun voor
naamste lading. Bordeaux daarvoor de meest genoemde be
stemming. Vanuit Vlissingen was daarheen mede een drukke
vaart in de tijd der „vendange", de wijnoogst, voeren vloten
van 15 of 20 schepen daarheen, en geregeld werd hun door
de Admiraliteit convooi verleend. Ook andere Franse havens
werden door de Vlissingers bezocht. Op Calais was. reeds in
1585, een beurtvaart naar Abbeville brachten zij, onder Henri
IV, veel krijgsmateriaalvan La Rochelle voerden zij wijn en
zout naar Danzig. En dat de Fransen in Vlissingen grote
belangen hadden blijkt uit het feit, dat melding wordt gemaakt
van een „facteur", een vertegenwoordiger, die zich in 1617
moeite gaf inzake de betaling van ijzer, door een Frans schip