VIII
bare herinnering slechts in één functie die van conservator
der „Steenenkamer", zoals de vroeghistorische afdeling toen
nog heette. Tijdens dit beheer, 1935 tot 1940, heeft hij o.a.
zich verdienstelijk gemaakt door het onderzoek van de over
blijfselen van het klooster Emelisse in Noord-Beveland (dit
Archief 1938 en 1939) en van een borstbeeld van Willem de
Zwijger (ibidem 1939).
Van de hand van dr. Anne Roes verscheen de beschrijving
van een belangrijk onderdeel onzer collectie en wel van de
middeleeuwse fibulae van de Walcherse kust. De meeste hier
van zijn tussen 1687 en 1900 verzameld op het strand in de
heerlijkheid (later gemeente) Oostkapelle, een klein aantal
echter op het strand in de tegenwoordige gemeenten Vrouwen
polder en Domburg. Onder deze laatste naam zijn de vondsten
bij numismatici en archaeologen bekend en dr. Roes heeft
haar artikel dan ook getiteld „Les trouvailles de Dombourg"
(Berichten van de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodem
onderzoek, 5, p. 6569, pi. XVXX). Dr. Roes was, door
haar grote kennis van vergelijkbare vondsten elders in Europa
en tevens door haar bekwaamheid in het fotograferen, de
aangewezen persoon om deze geïllustreerde beschrijving samen
te stellen. Haar conclusie is, dat de beschreven voorwerpen
dateren uit de periode 700 tot 870 na Chr. Zij zijn waarschijn
lijk afkomstig uit de aan het strand blootgekomen grafvelden.
Schrijfster concludeert nu (p. 69), dat Domburg in de tweede
helft der 9e eeuw verwoest en ontvolkt is. Tegen deze naam
in dit verband moet ik protesteren. Het enige grafveld, waar
van de plaats met zekerheid bekend is en waaruit de meeste
der beschreven voorwerpen afkomstig moeten zijn, lag in het
verlengde van de rijweg, die langs Zonneveld zeewaarts loopt
en die Westhove en Hoogduin scheidt1). Geen enkel histo
risch of archaeologisch gegeven wijst erop, dat de bij dit graf
veld behorende woonplaats ooit de naam Domburg (of een
1) Een ander grafveld van 23 kisten, W. van Domburg, 100 roeden
van het duin in zeewaartse richting, ongeveer waar in 1687 het „eerste
Hoofd" stond, is in dat jaar slechts weinige dagen zichtbaar geweest en
kort daarop door de zee verstoord (Teg. Staat XX, p. 225 sq.).