55
beth Bekker, die in 1759 op haar 21ste jaar als vrouw van ds
Wolff Vlissingen verliet en haar roem buiten Zeeland ver
wierf, moge om haar liefde voor haar geboortestad, waarvan
o.a. haar gedicht Walcheren (1769) getuigt, in het Vlissings
pantheon een plaats vinden. Voluit Vlissinger (al was zijn
vader een Zwitser) is Jacobus Bellamy, in 1757 geboren en
jong in 1786 als Utrechts student in de theologie ge
storven. In zijn Gezangen mijner jeugd, gericht tot zijn aan
gebedene Fransina Baane, was ,,iets frisch en levends als men
in jaren niet gehoord had'' (Prinsen); als „Zelandus" ver
heerlijkte hij in zijn gloedvolle Vaderlandsche Zangen de
patriotse beginselen. De gedichten van zijn vriend Antony van
der Woordt hielden een belofte in die door zijn vroege dood
(1794) onvervuld bleef.
Groter was de bloei der wetenschappen. Adriaen Willemsz
(f 1604), onze eerste oriëntalist, was een Vlissinger Samuel
van de Putte, ,,de vader van de Tibetaanse studiën in ons land"
(prof. Duyvendak) eveneens. Hij werd er geboren in 1690 en
was er in 1715 en volgende jaren schepen en raad. Als wereld
reiziger heeft hij vermaardheid hij bezocht sinds 1721 onbe
kende gebieden in Centraal Azië en overleed te Batavia in
1745 doch voor de wetenschap heeft hij weinig nagelaten
daar krachtens testamentaire beschikking zijn journalen en
aantekeningen zijn verbrand
In het derde kwart der eeuw echter waren te Vlissingen
een aantal mannen woonachtig dr. David Henri Gal-
landat, Zwitser van geboorte, van 1760 tot 1782 hier als
chirurg gevestigd, dr. Jona Willem te Water, van 1765 tot
1779 predikant der Nederduitse gemeente, sinds 1776 historie
schrijver van Zeeland en in 1729 hoogleraar te Middelburg
en daarna te Leiden, ds. Justus Tjeenk, predikant der Engelse
gemeente die niet alleen de dragers zijn geweest van
namen, die in het Nederlandse cultuurleven der 19e eeuw een
plaats hebben ingenomen42), maar ook door eigen arbeid
zowel als door hun samenwerking voor het wetenschappelijk
leven in Zeeland grote verdienste hebben gehad. Gallandat en
Tjeenk richtten in 1764 een Nederduitse Leessociëteit op, in
1765 een Franse, nog in hetzelfde jaar gevolgd door het Ge
nootschap ter bevorderinge van nuttige kunsten en weten-
42) Koosje Busken, de savante dochter van een eerzame apotheker
uit die jaren, die op haar veertiende jaar op het Vlissings gymnasium een
prijs verwierf is ook dit geen aanwijzing van 18e eeuws feminisme
was de grootmoeder van onze eerste cultuurhistoricus, Coenraad Bus
ken Huet.