59
zelfs de afstand van Ceylon kon Vlissingen niet redden..
Napoleon zegde toe de zaak overeenkomstig de belangen van
beide naties af te doen, maar deze woorden werden niet in
daden omgezet. De Franse regering ging voort Vlissingen als
haar bezit te beschouwen in 1802 werd de loodsdienst bij
uitsluiting aan Franse loodsen opgedragen, en in het voorjaar
van 1803 werd, in het vooruitzicht van de herleving van de
oorlog met Engeland, Walcheren met Frans krijgsvolk over
stroomd en in Vlissingen de staat van beleg afgekondigd.
Na het uitbreken van de oorlog moesten de Engelse koop
lieden, die er nog nog gevestigd waren dragers van de
smokkelhandel, die de Fransen coüte que coüte de kop in
wilden drukken ondanks de protesten der Bataafse rege
ring de stad verlaten zij weken uit naar Vere, Zieriksee en
Brouwershaven47). Er werd een admiraliteitswerf opgericht,
waar een deel van de vloot werd gereedgemaakt, die in 1804
de inval in Engeland zou dekken. En zo „verfranst" was
Vlissingen reeds dat aan Napoleon, toen hij in Juli 1803 de
stad bezocht, de sleutels der stad werden aangeboden als ware
hij de wettige heerser. Steeds hoger werden nadien de eisen,
en de stedelijke geldmiddelen werden dan ook volkomen ge
ruïneerd.
Het tractaat van Fontainebleau, 11 November 1807 gesloten,
consolideerde hetgeen meer dan twaalf jaar tegen het recht
was geschied het strategisch en maritiem zo belangrijke Vlis
singen werd, met een grondgebied van 1800 meter in de
omtrek, in volle eigendom aan Frankrijk afgestaan door de
koning van Holland, die daartegenover Oost-Friesland, van
het door Napoleon vernederde Pruisen afgenomen, verwierf.
Slechts de nodige dijkwerken binnen het afgestane gebied
zouden door de Hollandse Waterstaat mogen worden verricht.
De Vlissingers waren onderdanen van Napoleon geworden.
Nadat de stad in Januari 1808, zoals ook in vroeger jaren,
o.a. 1682, was geschied, zeer zwaar door watersnood was ge
teisterd48), trof haar, in de zomer van 1809 nog erger ramp.
47) In een uit deze jaren daterende lijst van „Namen der scheeps-
capiteinen en derzelver reeders, ten sluikhandel varende" (R. A. in Zee
land, Aanwinsten 1898 nr 8), komen opmerkelijk veel Engelse voor.
48) Het onderhoud der zeewerken heeft in de loop der eeuwen aan
leiding gegeven tot vele moeilijkheden. Vlissingen beweerde op grond van
een overeenkomst, in 1527 gesloten met Adolf van Bourgondië, dat de
onderhoudsplicht bij de heer berustte. Later echter betaalde de stad het
leeuwendeel en verleende de heer een subsidie in 1808 kwam het onder
houd voor rekening van het Franse bewind, na het Herstel in 1814 aan
de Rijkswaterstaat.