65 werden door de vijand voor zijn aftocht vernield. En al viel ,,De Schelde'' in bruikbare staat de Geallieerden in handen en kon zij vrijwel onmiddellijk na de bevrijding aan hun oorlogvoering dienstbaar worden gemaakt, scheepvaart en industrie waren lam gelegd. Maar ook Vlissingen herrees als een phoenix uit zijn as. Binnen de tien jaar werd de oorlogsschade grotendeels hersteld. De bevolking keerde terug en het zielen tal laatstelijk ruim 26000 overtrof, ondanks de remming door de woningnood, het hoogtepunt van vóór de oorlog met enige duizenden. Wel keerde „de Zeeland" niet terug en werden, wat men al na Wereldoorlog I had kunnen zien aan komen, haar afvaarten en wel voor goed naar de Water weg verlegd, maar overigens lijkt de toestand der Scheldestad niet zonder hoop. Al moge aan de verwachting betreffende aanloop- en voorhaven niet ten volle zijn voldaan als bunkerhaven van kolen maar vooral van olie herstelde Vlis singen al ras zijn roep, en in dit opzicht lijkt de toekomst gunstig. Dank zij haar unieke ligging aan de kust, veilig in alle jaargetijden 53en vlak bij de snijlijn van de grote inter nationale scheepvaartbeweging, schijnt voor deze haven, en daarmede voor Vlissingen, zij het ook op bescheiden schaal, een toekomst, het maritiem verleden der stad niet onwaardig, niet uitgesloten 54 Literatuur: (Mr. I. Pauw). Beschrijving der stad Vlissingen (Teg. Staat van Zeeland II (1753) p. 97 vlg.); H. P. Winkelman, Geschied kundige plaatsbeschrijving van Vlissingen (1873); dez„ Inventaris van het archief van de gemeente Vlissingen (1874); C. P. I. Dommisse, De ge schiedenis van de Westpoort te Vlissingen (1903); P. K. Dommisse, De ambachtsheerlijkheid van Oud Vlissingen en de wording van Nieuw Vlis singen (Archief Zeeuwsch Gen. 1910 p. 1 vlg.); H. J. J. Bijleveld, Ver handeling over de geschillen met Frankrijk, betrekkelijk Vlissingen, sedert 1795 tot op den afstand dier vesting in 1807 (1865): J. H. Deibei, De Engelschen in Zeeland in 1809 (1909); H. G. van Grol, De geschie denis der oude havens van Vlissingen (1931); dr. E. A. Kautz, Der Hafen von Vlissingen (1933); dr. H. W. Fortgens, De Latijnse school te Vlissingen (Archief Zeeuwsch Gen. 1946-1947 p. 40 vlg.); dr. L. H. Wagenaar, Walcheren in 1778 (Archief Zeeuwsch Gen. 1903 p. 27 vlg.). Gegevens betreffende de economische ontwikkeling zijn ontleend aan de Rijks Geschiedkundige Publicatiën, tot nu toe onbekende aan de ar chieven van de kamer Zeeland der W.I.C. en der Zeeuwse Admiraliteit. 53) Ook vroeger heeft zij als vluchthaven gefungeerd, zoals blijkt uit een reglement voor de kapiteins van 43 koopvaardijschepen, die in de winter van 1826 in de haven van Vlissingen mochten overwinteren. In de winter 1890/91 vonden talloze driemastschoeners hier toevlucht. 54) De cijfers der havenbeweging over 1954 geven hogere resultaten dan sinds 1934 waren geboekt: 2112 schepen, ruim 4.5 millioen brt.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1955 | | pagina 89