69
redding van de nijverheid. Omstreeks 1600 horen wij van
bombazijnnering in 1610 vroeg een Middelburgs koopman
medewerking voor zijn boratweverij, waardoor 40 a 50 huis
gezinnen zich te Arnemuiden zouden vestigen. Inderdaad
kwam hij met een aantal Walen hierheen doch reeds in 1616
werd het bedrijf naar Middelburg overgebracht. Toen ver
dwenen ook weer de Waalse saaiwerkers, die in 1609 uit
Engeland waren overgekomen en aan wie arme kinderen,
zonder beloning als hulp waren toegestaan. Drapiers uit
Brugge, wevers uit Leiden en ververs uit Norwich wilden zich
eveneens in deze jaren vestigen, doch ook dit had geen blijvend
resultaat. Ook zo merkwaardige beroepen als zijdenkoord-
fabrikeur, zijdereder, salpetermaker komen wij er tegen. En
voor hij, in 1596, naar Middelburg vertrok, was Laurens de
Maecht te Arnemuiden als tapijtwerker werkzaam. In 1720
verbond iemand zich gedurende 16 jaar er minstens 20 En
gelse kolenschepen te lossen, wat nog al wat vertier schijnt te
hebben gebracht. Maar overigens wat al bedrogen verwach
tingen Slechts de zoutnering en de visserij zijn de takken van
bedrijf geweest, die stand hebben gehouden.
De eerste, waarvan in Oud-Arnemuiden reeds sporen wor
den gevonden, oorspronkelijk nauw met die van Middelburg
verbonden er was één gilde voor de pannelieden van beide
plaatsen en die volgens Boxhorn „met hare keeten de
bouwvallige stad onderstut", heeft bestaan tot het midden
der 19e eeuw. In de bloeitijd verwerkte zij Frans zout; haar
product werd door Hollanders gekocht voor het zouten van
door hen te vangen vis in 1596 bv. vernemen wij van laden
van grof zout te Arnemuiden voor een reis naar Terreneuf
maar ook uitgevoerd naar Antwerpen en naar Keulen in
1696 klaagde de Rijnstad over de qualiteit van het Arnemuidse
zout. Tal van maatregelen ter bevordering der nering, tot zelfs
verbod van het vestigen van zoutketen in Sluis, Sas-van-Gent
en andere grensplaatsen en pogingen tot productiebeperking
(1678 en 1708) doen zien, dat het haar later niet goed ging.
In 1802 bracht een onverwachte ramp het begin van het einde
een grote brand vernielde meer dan de helft der keten, die
toen nog over waren, welk aantal weer de helft was van het
geen in de bloeitijd aanwezig was, nl. 31. Toch telde men hier
in 1810 nog de helft der in Zeeland aanwezige zoutketen, nl.
tien. Doch in 1850 werd de laatste Arnemuidse zoutkeet
gesloopt.
Over de oudste geschiedenis van de visserij is weinig be
kend, doch deze wordt in de 17e en 18e eeuw een voorname