73
wel draagt. Nu is het zeer wel mogelijk dat bij beter gesitu
eerde vissers een dergelijk sieraad in gebruik was, maar mis
schien ook heeft de afgebeelde persoon tot de landbouwers
stand behoord.
Na de tweede helft der vorige eeuw droeg men des winters
een schoudermantel en bij felle koude een faalje, alsmede een
kaphoed, die echter ook des zomers werd gedragen. Het haar
werd strak achterover gekamd, zodat van een kuif geen sprake
was en overigens ook weinig van het haar te zien was, omdat
de ondermuts boven op het hoofd nog niet was ingesneden
en diep op het hoofd stond. Trouwens, ook de bovenmuts, die
men langette- of trekmuts noemt, stond diep op het hoofd, en
daarmede ook de hoed, waardoor de trekmuts geheel en de
ondermuts voor een groot gedeelte schuil ging. De rokken of
keuzen, waarvan er meerdere tegelijk werden gedragen, waren
van baai, en van deze kon de rood baaie rok als onderrok nog
tot in de 20e eeuw stand houden, maar de bovenrokken van
grein gingen reeds eerder uit de mode. Het blauw zwart ge
streepte winterkeus, dat als bovenrok dienst deed, kon zich
enigszins langer handhaven en werd omstreeks 1920 nog wel
gedragen. Eertijds behoorden bij dit costuum schoenen met
grote ronde zilveren gespen, welke op het laatst alleen bij
huwelijk werden gedragen het is momenteel 50 jaar geleden
dat de schoenmaker aldaar voor de laatste maal zilveren gespen
op de schoenen van een bruid bevestigde.
Behalve de hierboven genoemde sieraden werd geen goud
of zilver gedragen, zodat beugeltassen, horloges en ringen niet
werden aangetroffen en de vrouwen zelfs geen trouwring
droegen. Gekleurde schorten, maar dan in zeer gedekte kleu
ren, zijn hier ook in zwang geweest en waren omstreeks 1870
nog in de mode. Daarnaast droeg men ook reeds de schort van
zwart satijn, evenals een jak van dezelfde stof (afb. 17), maar
op het eind der vorige eeuw gingen ook deze uit de mode en
kwam er het zwart Frans merinos voor in de plaats. Deze
schorten komen nog voor, doch gewoonlijk draagt men ze van
donkerblauw katoen. Het jak, dat men evenals elders een
mantel noemde, is echter uit de dracht verdwenen. Algemeen
is het dragen van de omslagdoek geweest, welke in de plaats
kwam van de schoudermantel en die zelfs nu nog wel wordt
gedragen. Zij zijn weder iets donkerder van kleur dan de
Walcherse, meestal bruin of zwart, en de tere kleuren, die
men in Walcheren aantrof, worden in Arnemuiden zeker niet
gevonden, evenmin als spelden met zilveren knoppen waar
mede zij werden geplooid. Veel langer dan in Walcheren