78 In de winter droeg men over de gewone kleding een zoge naamd „kesakje", dat van Russische oorsprong zou zijn en van zeer dikke duffel was vervaardigd. Men trok het als een hemd over het hoofd aan en het was voorzien van wijde, maar betrekkelijk korte mouwen, die nauwelijks tot de pols kwamen. Het deed enigszins denken aan de tegenwoordige joppers. Verder droeg men een rode zakdoek om de hals en op het hoofd een ..luzemandje te vergelijken met een ijsmuts van astrakan en zonder klep. Volledigheidshalve zij nog vermeld dat de vissersdracht van mannen en vrouwen evenals de burgerdracht ook in Vlissingen wordt gevonden, omdat som mige Arnemuidenaars uit hoofde van hun beroep zich in de loop der jaren in die plaats vestigden. 3. De burgerdracht. De grote variatie van alle streekdrachten is hoofdzakelijk gelegen in de mutsen, en met de beschrijving van de burger dracht zijn wij gekomen bij een vorm (afb. 20, rechts) die zozeer van alle overige afwijkt, dat van enig verband met de Walcherse muts geen spoor aanwezig lijkt te zijn. Vraagt men zich af hoe bepaalde kledingstukken aan hun zo bijzondere vorm gekomen zijn, dan is daar eigenlijk maar één antwoord op de mode heeft het zo gewild. Een overdreven wespen taille of een haast niet te torsen rokkendracht van weleer, evenmin als de op de spits gedreven afmetingen der huidige Zuidbevelandse mutsen zijn er gekomen, omdat ze praktisch waren. Zij zijn uitsluitend een gevolg van de ontwikkeling in de mode, die vaak neigt tot overdrijving. Meestal is dat ook niet plotseling gegaan maar zeer geleidelijk soms zijn er tien tallen jaren nodig geweest om te komen tot de vormen, die wij nu kennen. Zo kon het voorkomen dat van oorsprong gelijke vormen in de loop der tijden zo ver uit elkaar zijn gegroeid, dat een verband niet meer direct aanwijsbaar is. Niet altijd echter ging de ontwikkeling geleidelijk, want op gezette tijden, wanneer de druk van oude tradities te knellend werd en de kleding al te dwingend, gebeurde het dat men zich hiertegen verzette en opeens geheel nieuwe vormen invoerde. Is er wellicht iets dergelijks te constateren in de mutsvorm der z.g.n. burgerdracht van Arnemuiden, die zo zeer van alle overige afwijkt, dat van enig verband met de Walcherse muts geen spoor aanwezig schijnt te zijn Bekijken we dit wat nader. Deze „burgerdracht" is op het eerste gezicht gelijk aan het costuum, dat in Nieuw- en Sint-Joosland wordt gedragen en daarom wordt ze ook wel de Nieuwlandse dracht van Arne-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1956 | | pagina 120