80 gekleurde doek en beuk en de lichte schort, maken de burger dracht ook in eenvoudige uitvoering vrolijker dan de vissers dracht. Dit geldt zelfs voor de rouwkleding, wanneer de muts door haar afstekend wit tegen de zwarte kleding de hoop op betere tijden lijkt te symboliseren. In zijn algemeen aspect staat de Arnemuidse burgerdracht zo dicht bij het costuum van Nieuw- en Sint-Joosland, dat ze slechts in enkele details te onderscheiden zijn, met name door de eenvoudiger meest katoenen stoffen van doek en beuk, die in frisse kleuren zijn bedrukt, en in de lichte schort, die ook wordt gedragen wanneer men zich netjes heeft gemaakt. De kralen worden in vijf rijen op ouderwetse wijze strak om de hals gedragen, waarbij het ronde gouden slot, dat met bloedkoraaltjes is versierd, meestal onder de kin sluit, maar vaak ook in de nek wordt gedragen. Typisch Arnemuids is bij sommigen ook de opmaak van het haar, waarbij de kuif zich met behulp van een haarlint plat tegen het hoofd ter hoogte van de ogen reeds in opwaartse richting begint te vormen. Daardoor is zij niet zo buitensporig breed als soms in de Walcherse dracht het geval is. Zij komt iets verder naar voren en vindt met een geheel afgeplatte bovenkant, die men in Nieuw- en Sint-Joosland niet zal aan treffen, haar weg onder de ondermuts. Deze ondermuts is van wit gepatroneerde stof of van feston en langs de wang afgezet met een strookje langette, waaraan een kantje of punt van feston is genaaid, terwijl zij zo ver naar voren staat dat zij even voorbij het oog komt. De strikken aan het oorijzer zijn overwegend van Walcherse vorm, maar groter dan deze, terwijl zij bovendien dubbel, d.w.z. met twee onder elkaar, worden gedragen. Aan het onderste deel hangt een grote imitatieparel. De rijkere vorm der Nieuwlandse pottebellen komt echter ook wel voor. De bovenmuts was vroeger voor heel netjes van echte Rijselse kloskant gemaakt en kostte veer tig jaar geleden bijna 25. Thans is deze kant geheel ver drongen door het minder kostbare Zwitserse feston. Dit mate riaal is uiteraard niet zo fijn, maar niettemin zijn de weelderige ajouren patronen der beste mutsen een lust voor het oog. In de daagse dracht, wanneer meestal geen bovenmuts wordt gedragen, valt het gemakkelijker de Arnemuidse in burger dracht van de Nieuwlandse te onderscheiden. Want de eerste draagt dan meestal een hemelsblauw mutsje achter op het hoofd, dat bij het dragen van de bovenmuts voor een groot deel daaronder schuil gaat. Dit mutsje is afgezet met een wit kralen of ander kantje. In de rouw wordt een zwart mutsje zonder kantje gedragen. In Nieuw- en Sint-Joosland is dit

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1956 | | pagina 122