81
onderdeel van de hoofdbedekking reeds lang uit de mode,
zodat men er op aan kan een Arnemuidse voor zich te hebben,
als men het blauwe of zwarte mutsje ziet dragen. Het omge
keerde geldt echter niet, want het komt thans voor, dat ook
de Arnemuidse het heeft afgelegd. Ook wanneer men in de
ondermuts slechts gefacetteerde spelden ziet, is de dracht
Arnemuids. Ontbreken echter deze specifieke kenmerken, dan
is de aard van het costuum moeilijker vast te stellen.
Kinderdrachten kwamen vóór de laatste oorlog nog veelvuldig
voortegenwoordig zal men ze tevergeefs zoeken. Het costuum
der meisjes vertoonde hetzelfde beeld als dat der volwassenen,
die de burgerdracht van Arnemuiden droegen, alleen waren
de mutsen kleiner. De sieraden echter waren meestal bijna
even groot, zodat het algemene beeld voor deze kinderen zeer
ouwelijk was. Het costuum der jongens werd gekenmerkt door
een rond hoedje en een lange broek.
Resumerende menen wij te kunnen zeggen dat de tot nu
toe besproken drachten uit onze eerste en tweede bijdrage in
de 18e eeuw aan elkaar gelijk zijn geweest. Wat de mannen
costuums betreft zijn zij dit nog. Het costuum der vrouwen
laat echter in de ontwikkeling der mutsen een geheel ander
beeld zien dat als volgt is samen te vatten. De Walcherse muts
is steeds kleiner geworden en de kleine slippen, waarvan zij
vroeger waren voorzien, zijn geheel in de muts opgegaan.
Bij de Walcherse kinderdracht is de muts eerst ruimer ge
worden maar vervolgens nauwer om het hoofd gaan sluiten,
waarbij de slippen tot een grote op de rug hangende staart
zijn uitgegroeid. In de Arnemuidse en Nieuwlandse kinder
drachten, die later door volwassenen werd aangehouden of
overgenomen, heeft de muts zich verbreed om tenslotte zeer
breed te worden. De staart nam in de breedte eveneens zeer
toe, maar weinig in de lengte, zodat zij niet op de rug afhangt
Tenslotte zijn in de Zuidbevelandse dracht de mutsen, die
vroeger veel kleiner waren en nauwer om het hoofd stonden
en daarbij een rond aanzien hadden, zeer uitgedijd. De slippen
van de muts, die door de ronde vorm in de richting van de kin
stonden, richtten zich later buitenwaarts en wijken thans deftig
over de schouder naar achter bij de Protestanten en zijwaarts
bij de Katholieken.