89 tochtelijk zijn liefde belijdt, dat Izabelle hem eindelijk het jawoord schenkt. De volgende morgen rijdt men opnieuw bij het opkomen van de zon de Vlissingse poort uit en de Vlissingse weg op, van waar men in de verte de torens van het kasteel Ter Hooge boven het geboomte ziet uitrijzen. Men passeert Zeerust, door Cornelis Evertsen gebouwd, het Wittehof, Steenhove, ,,een zeer wellustige lusthof", waar een drievoudig beeld van Neha- lennia wordt bewaard, en het huis waar de Hervormings- gezinden op Walcheren het eerst bijeen zijn gekomen. Een koetswagen rijdt hen sneller als de wind voorbij er zit een Oostindiëvaarder in met een speelman, „die onder dat donde rend gedruis lustig opzaagde, zonder gehoord te konnen wor den" (II, 14). Via de Kleine Abeele komt men aan de Grote Abeele, waar men een aantal wagens, die uit Vlissingen zijn afgereden, voor de herberg ziet pleisteren. Even voorbij het gehucht bewondert men de buitenplaats Engelenburg van de heer Caen, die nieuw wordt opgetrokken. Onder drukke gesprekken rijdt men Oost-Soeburg binnen, waar de buiten plaats Schoorenburcht, een achtkantig huis, de aandacht trekt. Even verder ligt een hoog gebouw, door de heer Vincentius vernieuwd, waarover niet lang geleden het gerucht liep „dat hier een spook of schim gezien wierd. die, van bovenmensche- lijke gestalte en gedaante, ieder dreigde en schrik aanjaagde" (II. 37). Langs de buitenplaatsen van de heer van Buitenhem en de heer Thibaut rijdt men West-Soeburg binnen, „dat in pracht van huizen, en welbeplante straatruimte zijn nabuur en naamgenoot niet behoeft te wijken, maar evenaart, zo niet te boven gaat" (II, 41). Van het kasteel van Aldegonde blijkt nog genoeg over te zijn, om Ewoud te kunnen doen spreken van „een hoog gebouw, met eenen hoogen toren, dat zo heerlijk uit de hooge boomen zich verheft, en meer dan een hedendaagsch en gemeen huis vertoont" (II, 42). Langs Vrij burg of 't Blauwhof en Papegaaienburg komt men bij Noord- beke, een landhuis van de Vlissingse burgemeester Nicolaas van Hoorn, die het gezelschap aan het eind van de oprijdreef staat op te wachten en het uitnodigt, „in huis te komen, om een bakje koffy of chokolaat te nuttigen" (II, 55). Bij deze gelegenheid horen we uit de mond van Hillegonde dat laatst genoemde drank Vlissings ondergang wordt genoemd, „en zo ik hoor, is die drank aldaar zo gemeen en meer in gebruik, dan in Spanjen, daar men de kakauw. maniljes, en andere mengelstoffe van de chokolaat van daan brengt" (II, 56- Als men afscheid genomen heeft rijdt men verder naar Ter

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1956 | | pagina 131