98
juist in deze tijd in Zeeland een vrij grote aanhang bezaten.
Staat hij sympathiek ten opzichte van de Labadisten (I, 8486),
fel afwijzend is zijn houding tegenover de Rooms-Katholieken,
voor wie hij geen goed woord over heeft. Ofschoon Hillegonde
de kloosters in bescherming neemt (I, 8384), noemt Ewoud,
die als Brabander deskundig is, ze .vertrek- en schuilplaatsen
van ontucht en godloosheid" (II, 27). Twee keer vertelt hij
een weinig vleiende anecdote over een Brabantse dorpspastoor
(I, 284285 II, 355358), en ook op andere plaatsen vindt
men denigrerende uitspraken over de Rooms-Katholieken en
hun leer (I, 82, 292, 307—308; II, 37, 38, 40, 233, 261).
Ook in dit opzicht was Gargon een kind van zijn tijd, zijn
land en zijn kerk J).
Het aantal boeken dat hij in de dikwijls heel uitvoerige
voetnoten citeert loopt in de honderden en getuigt van de
buitengewone belezenheid van deze predikant in de klassieken,
de kerkvaders en latere theologische, juridische, historische,
filologische en andere schrijvers. Daaronder zijn ook ver
scheidene Zeeuwen de kroniekschrijvers Reigersbergh, Eyn-
dius en Boxhorn Smallegange daarentegen ontbreekt en
de dichters De Brune, Hoffer en Beronicius waarbij ons
het ontbreken van Cats opvalt. Ook citeert hij de Keuren van
Zeeland en de Costumen van Middelburg. Men komt in de
verleiding Gargon een polyhistor te noemen, maar hoeveel
liever was het ons geweest wanneer hij in plaats van
allerlei wetenswaardigheden en veel dat niet het weten
waard is over de oude Joden, Grieken, Romeinen, Egypte-
naren en andere volken der Oudheid, wat meer had verteld
over de levenswijze der Walcherse boeren. Terloops spreekt
Heerman over ,,de oude oprechtigheid der Zeeuwen" (II, 19),
waarvoor Gargon zich in een uitvoerige noot niet op zijn eigen
ervaringen, maar op Tacitus beroept, om dan uit te weiden
over de houding van Joden en Romeinen tegenover overspel.
Het torentje van het huis Rhijnsburg had aanleiding kunnen
zijn tot een vergelijking van de torens in het kustgebied van
Zeeland en Vlaanderen, maar voor Gargon is het alleen maar
een aanleiding om het gesprek op de torenbouw van Babel
te brengen (I, 98102). De mogelijkheid dat de vliedbergen
begraafplaatsen zouden zijn geweest, geeft hem gelegenheid
om over de pyramiden en obelisken der Egyptenaren, het
mausoleum en de lijkverbranding allerlei geleerdheid te berde
1) Vgl. H. Kampinga, De opvattingen over onze oudere vaderlandsche
geschiedenis bij de Hollandsche historici der XVIe en XVIIe eeuw ('s-Gra-
venhage, 1917), hfdst. VCultuurhistorische opvattingen.