2 datum behoeft niet zo heel ver mis te zijn. Laat-Frankische scherven schijnen bewoning in de 9de eeuw aan te duiden. Voorzover wij weten is in de vroege Middeleeuwen, vóór de bedijking van Schouwen, alleen de duinstreek dichter be volkt geweest. Op het laaggelegen drassige binnenland werden schapen geweid voor de Sint-Baafsabdij te Gent en andere Benedictijner kloosters. Verder zullen er vissen en vogels verschalkt zijn. Vliedbergen boden een toevlucht bij hoge waterstanden. Op Schouwen zijn nog enkele dergelijke heuvel tjes bewaard gebleven, o.a. één even ten noorden van Zie- riksee, dat binnenkort zal worden afgegraven. Ook de oude dorpskernen liggen hoger dan de omgeving. De vaart van Brabant op Engeland volgde de Ooster- schelde, terwijl de schepen naar Holland door de brede Gouwe voeren, die Schouwen scheidde van de schorren, waaruit zich Duiveland vormde, en die een soortgelijke betekenis had als nu het Zijpe. De Gouwe splitste zich in twee takken, de Sonne- mare en het Dijcwater, waartussen zich het eilandje Dreischor bevond. In de 12de eeuw was deze vaart reeds van zoveel belang, dat de instelling van een tol te Geervliet leidde tot een Vlaams-Hollandse handelsoorlog, waarin de Hollandse graaf het onderspit dolf (verdrag van Hedensee, 1168). Het ligt voor de hand dat de kooplui wel eens moesten schuilen in de .kreek van Zierik", waar ze bovendien zout en wol konden opdoen. De grafelijke sterkte, die van 1048 heet te dateren, kan dus best van Vlaamse oorsprong zijn geweest (volgens Eindius gesticht door Boudewijn van Rijsel, graaf van Vlaanderen). De Vos heeft er op gewezen, dat de hoofd kerk van Zieriksee en vermoedelijk ook de kapel, die er aan voorafging en die door de overlevering op 1151 gesteld wordt, gewijd was aan Sint-Lieven, een Ierse bisschop, die in 657 bij Hauthem in Vlaanderen de marteldood gestorven zou zijn en die in het noorden overigens nergens vereerd werd. Volgens zijn levensbeschrijver zou hij in 655 of 656 op Schouwen gepredikt hebben. Hij gold als een beschermer der zeelieden. Zijn stoffelijk overschot was in 1007 overgebracht naar de Sint-Baafsabdij. Weliswaar wordt in wetenschappelijke krin gen ernstig betwijfeld, of deze legendarische heilige ooit wer kelijk bestaan heeft, maar het voorkomen van de naam zowel te Gent als te Zieriksee wijst toch onmiskenbaar op een nauw contact met Vlaanderen. Misschien hebben dus de monniken, die hier schapen hielden, de kapel gebouwd met hulp van hun handeldrijvende stadgenoten en van de Vlaamse graaf. Op merkelijk is ook, dat het wapen van Zieriksee een zwarte leeuw

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1956 | | pagina 20