6 werd als het ware naar de haven toegezogen, een aanwijzing, dat de handel zich sterk ging ontwikkelen. Deze handel steunde aanvankelijk wel voornamelijk op twee eigenaardige produkten, die eeuwen lang een specialiteit van het eiland zouden blijven zout en meekrap. Volgens getui genis van oude zoutkooplieden in 1259 gingen zij met hun artikel altijd in Antwerpen ter markt. In de oude poorter- boeken, die in 1302 aanvangen en ons tot 1810 de namen van alle nieuw ingeschreven burgers overleveren, is een der eerste namen die van „Wouter die keetridder" (ridder reder, bereider). Een fraai gerestaureerd 16de-eeuws schilderij op de burgemeesterskamer ten stadhuize1) toont ons de techniek van dit aloude bedrijf eerst werd de moer of darinc gedolven en op hopen door de wind gedroogd, vervolgens verbrand. De as werd met zout water vermengd en in grote pannen in de zoutketen ingedampt en leverde dan het zgn. zelzout op (zie afb. 10). De overblijvende as werd weggeworpen en deed in de loop der tijden aan weerszijden van de haven buiten de stad (wegens het brandgevaar bleven de keten buiten de muren twee vrij hoge heuvels ontstaan, de Noord en de Zuidzelke. De meenering of meekrapteelt heette een bedrijf, dat volgens Reygersberch „menighen man bijster (arm) ende menighen man rijck" had gemaakt, tengevolge van de hevige prijs- schommelingen van deze rode verfstof, die in de zgn. mee- stoven uit de meekrapwortels werd bereid. Reeds in 1270 schijnt men er zich mee bezig gehouden te hebben. Het poorterboek vermeldt in 1354 als borg een zekere Heyn crappemaelre. In 1457 kwam een ordonnantie op de meenering tot stand. Sinds 1531 moest alle Schouwse mee te Zieriksee gekeurd worden. Dank zij deze strenge keuring kreeg zij de reputatie de beste meekrap van Nederland te zijn. De be schermheilige van het gilde der meereders was Sint-Lieven, de schutspatroon der stad. Daarnaast groeide de lakennijverheid. In 1318 telde de lakenhal twintig stallen en in 1340 veertig (blijkbaar waren de oude in tweeën gedeeld). In 1382 zijn Engelse wolkoop lieden in Zieriksee gevestigd en in 1387 belooft hertog Al- brecht van Beieren zelfs de wolstapel van Middelburg voor een jaar hierheen te verleggen. De hierdoor gewekte hoop bleek echter ijdel. Dat deze industrie het niet zonder bescher- 1De heer P. van Beveren bezit een soortgelijk schilderij, dat zich oorspronkelijk in het gasthuis bevond en daarna in het weeshuis. Ook het museum van het Zeeuwsch Genootschap bezit een dergelijk stuk.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1956 | | pagina 24