20
zijn gesloten in 1666 (deze zou berusten bij een der bur
gemeesters en mocht niet gecopieerd worden!) ,1667, 1685,
1705, 1747 en 1757.
Er had zich een regentenstand gevormd, die zich verheven
voelde boven de rest der burgerij en daartoe ook wel enige
reden had. Vooraanstaande families waren o.a. de geslachten
Ockersse, Hoffer, De Jonge, Mogge, Cau, Schuurbeque,
Boeye, Pous. Adriaan Hoffer verwierf als dichter zekere
bekendheid door zijn Nederduytsche Poëmata (1635), ver
lucht met afbeeldingen uit Schouwen en Duiveland 1Aan
zijn vriend Boxhorn verschafte hij tal van historische bij
zonderheden voor diens Zeeuwse kroniek. De beide zoons van
burgemeester Joos Teelinck, Eewoud en Willem, werden de
grondleggers van het Zeeuwse piëtisme, de eerste als schrijver
van niet minder dan 20 tractaten, de tweede als predikant,
eerst te Haamstede, daarna te Middelburg. Als theoloog werd
laatstgenoemde alleen geëvenaard door Godefridus Cornelisz.
Udemans, die van 1604 tot 1649 predikant te Zieriksee was
en onvermoeid de weeldezucht van zijn dagen bestreed. Ook
de bekende geneeskundige en Doopsgezinde theoloog Galenus
Abrahamsz. was uit Zieriksee geboortig, echter niet uit een
regerende familie.
In de 18de eeuw was een verdienstelijk historicus de pen
sionaris Nikolaas van der Schatte, die de geschiedenis van
stad en eiland beschreef voor de „Tegenwoordige Staat". Een
merkwaardig man was voorts de medicus Job Baster, leerling
van Boerhaave, die in zijn grote tuin proeven nam met
allerlei nuttige gewassen en na enige mislukkingen de Chinese
goudvis kleurvast wist te kweken, die zich uit zijn vijver over
Nederland verspreidde. Hij werd benoemd tot lid van de
Royal Society te Londen en onderhield een uitgebreide brief
wisseling in diverse talen met beroemde tijdgenoten als
Reaumur en Linnaeus.
Als keerzijde van de medaille geeft De Vos in zijn lijvig
boek over de vroedschap van Zieriksee verschillende staaltjes
van ruwheid en heerszucht. De onderdanigheid zat er bij de
bevolking zo in, dat nog in de 19de eeuw de gewone man
dadelijk met de pet in de hand ging staan, zodra hij door een
„heer' werd aangesproken, en glimpen van dit soort nederig
heid kunnen nog heden worden opgemerkt.
Verzet tegen de overheid bespeurden wij reeds in het oproer
van 1472. Min of meer ernstige beroeringen gingen gepaard
1Zie over hem Meertens, a.w. blz. 326334.