25
boer, wordt de landbouw definitief de belangrijkste bron van
welvaart voor de oude Scheldestad. Speciaal in de meekrap
zijn schatten verdiend, vooral tussen 1860 en 1870, toen op
Schouwen niet minder dan 32 meestoven in bedrijf waren,
waarvan 4 te Zieriksee. Er werd zelfs een garancinefabriek
gesticht. De bevolking der stad steeg in 1870 tot 8115 zielen.
Maar reeds waren in 1868 Liebermann en Graebe er in ge
slaagd alizarine te bereiden uit koolteer en deze synthetische
concurrente vermoordde de beroemde Schouwse krap in wei
nige jaren. Een andere oude nijverheid, de zoutnering, heeft het
nog even langer volgehouden, totdat in het begin van onze
eeuw ook de laatste zoutziederij verdween. De Zeikeheuvels
zijn in de 19de eeuw afgegraven, aangezien de as een waarde
volle grondstof bleek voor glasfabrieken, waar de stad om
streeks 1870 jaarlijks een ƒ15.000 voor ontving. Ook de
sigarenmakerij, die een tijdlang bloeide, ging ten gronde. De
enige industrie van betekenis is thans een fabriek van bakkerij
grondstoffen. Er varen nog altijd enige vissersschepen uit,
wel niet meer op haring en kabeljauw, maar op mossels,
krabben, kreeften en garnalen. Een enkel scheepje, dat uien
laadt voor Engeland, vertegenwoordigt de zeevaart
Ook op ander gebied was achteruitgang onmiskenbaar. De
arrondissementsrechtbank, gesticht in 1811 ter vervanging van
de vroegere schepenrechtspraak, is in 1923 opgeheven. De al
oude Latijnse school verdween in 1880, opgevolgd door haar
modernere zuster, de H.B.S. (1869), in 1907 van de gemeente
overgenomen door het Rijk en in 1946 omgezet in een lyceum.
Weg zijn de patricische geslachten, voor wie het wonen in
het afgelegen stadje alle aantrekkelijkheid verloor, toen de
Franse tijd de familieregering brak en het kiesrecht invoerde.
De trotse huizen aan de Oude Haven werden kantoren en
winkels. Reeds in 1881 was de bevolking gedaald tot ongeveer
7000. en om dit cijfer is zij blijven schommelen.
Veel stadsschoon is verloren gegaan in de veel gesmade
19de eeuw (maar ook de onze gaat niet vrij uit!), en er is
niet veel bijzonders voor in de plaats gekomen. In 1829 begon
men de wallen te veranderen in plantsoen. Drie van de zes
poorten zijn gesloopt. Gelukkig zijn de mooisten blijven staan
en hebben voorstellen om de Sint-Lievenstoren en het graven
steen ook maar af te breken schipbreuk geleden. De reusachtige
Sint-Lievenskerk brandde in 1832 uit tengevolge van onvoor
zichtigheid van loodgieters. Hoewel de muren nog overeind
stonden, heeft men alles opgeruimd en vervangen door een
vierhoekig gebouw in neo-Griekse stijl. Een 17de-eeuws graf-