32
Hobius, die het tot burgemeester bracht, ook enige poëtische
aanleg vertoonde, en dat diens dochter Johanna zich eveneens
aan de dichtkunst bezondigde1).
De 80-jarige oorlog bracht bijzondere gevaren mee voor de
haringvissers. Tet beveiliging tegen de Duinkerkers moesten
convooischepen worden meegezonden. De verhouding tot Zie-
riksee was van oudsher nogal koel. Herhaaldelijk rezen ge
schillen over de meekeuring, het recht van de korenmaat,
rechtsbevoegdheid van de Zierikseese vierschaar e.d. Pogingen
van Brouwershaven een zetel in de Staten van Zeeland te
bekomen, stuitten af op verzet van de stad, die zich de alleen
heerseres over Schouwen en Duiveland voelde. Zo bleef Brou
wershaven een „smalstad" met een zekere rancune tegen
Zieriksee. die nog altijd niet volkomen geluwd is.
De bierhandel verminderde, maar de haringvangst bleef
bloeien. In het oorlogsjaar 1672 werd zoveel vis aangevoerd,
dat de haringtonnen de havenkaden geheel bedekten en koop
lui uit Holland kwamen om zich te voorzien.
In de 18de eeuw slonk de welvaart meer en meer. Dijkdoor
braken in de jaren 1711 1715 verslonden schatten, en meer
malen moest de stad verklaren de lasten niet meer te kunnen
dragen. Ook de herstelling van het weidse kerkgebouw was
alleen mogelijk dank zij een bijdrage van de Zeeuwse Staten.
Omstreeks 1750 telde men 306 huizen en 41 schuren met
ongeveer 1000 ingezetenen. Er werkten drie meestoven en er
voeren nog 9 grote vissersschuiten op de Noordzee en even
veel kleine op de binnenwateren. Het was een knusse, echt
burgerlijke samenleving, een eenzaam rustig wereldje op zich
zelf, een prachtig operatieveld voor een handige oplichter als
Abraham Maggaris, alias Johan Cato Kamerling, wiens wan
daden met vermoeiende uitvoerigheid beschreven zijn door de
stadssecretaris Viergever (,,De Schijndeugd op het Tweede
schavot", in 2 delen, 176667). De schavuit, die zich voor
dokter uitgaf, had de kroon op het werk gezet door een
huwelijk met de dochter van de burgemeester
De Franse tijd geeft hetzelfde beeld als in alle dergelijke
stadjes en biedt dus niets vermeldenswaards, tenzij dat de
vloed van 1808 ook hier grote schade aanrichtte en de mee-
vaten door de straten deed dobberen.
Het Cultuurstelsel veroorzaakte echter een onverwachte
nabloei. Daar de haven van Goeree dichtslibde, werd in 1838
het Brouwershavense Gat betond. Op de nooit dichtvriezende
1P. Meertens, Jacob en Johanna Hobius, twee Brouwershavense
dichters (Archief Z. Gen. 1941 blz. 68 vlg.).