33
rede ankerden in 1839 al 14 Oostinjevaarders. Een deel der
produkten werd overgeladen in lichters, die binnendoor naar
Dordrecht en Rotterdam voeren, terwijl de zeeschepen buiten
gaats hun weg vervolgden naar Hellevoetsluis en dan door het
Voornse kanaal voeren of eveneens de binnenwateren opzeilden.
In de jaren tussen 1840 en 1860 kwamen in één maand wel eens
80 of meer schepen binnenvallen. Dit alles gaf veel vertier, zij
het niet altijd op legale wijze, want al spoedig klaagde de
directie der N.H.M. over de ongewoon grote .spillage" bij het
overladen van koffie. In 1844 begon een ondernemende Rotter
dammer een groot hotel „Catsburg" te bouwen, dat 3 ver
diepingen van 12 ramen breed zou vertonen. Hij was wel wat
te optimistisch geweest, want na vier jaren al werd het bouw
sel voor afbraak verkocht. Het feit, dat Brouwershaven pas in
1857 in het bezit kwam van een postkantoor, dat toch zeer
noodzakelijk was voor de talrijke gezagvoerders op de rede,
wijst al evenmin op veel plaatselijke energie.
In 1871 werd aan loodsgelden niet minder dan ƒ171.000
ontvangen en in 1874 bereikte Brouwershaven met 1933 in
woners het hoogste bevolkingscijfer van de 19de eeuw en
misschien wel van zijn ganse bestaan. Daarna vervloog het
sprookje weer in rook door het graven van de Nieuwe Water
weg, die eindelijk voor grote zeeschepen een rechtstreekse
toegang tot Rotterdam opende. Sindsdien verdwenen de drie
masters van de Brouwershavense ree. Ook de drie meestoven
gingen te gronde. Geleidelijk daalde het bevolkingscijfer tot
het huidige peil van ongeveer 1200. Landbouw is nu het hoofd
middel van bestaan.
Dat een dergelijk plaatsje het onderhoud van een geweldige
kerk niet kan bekostigen is duidelijk. Het gebouw is in de
19de eeuw wederom grondig gerestaureerd door hogere in
stanties. Daardoor is het snode denkbeeld, dit monumentaal
gebouw maar af te breken, verijdeld. Ook het stadhuis heeft
een goede beurt gehad. Kerk en stadhuis zijn nu vrijwel de
enige getuigen van een roemrijk verleden. Op het lege plein,
ontstaan door demping van een deel der haven, staat eenzaam
het standbeeld van vader Cats, dat elk voorjaar bij de grote
schoonmaak weer netjes wit gekalkt wordt.
LITERATUUR: Brouwershaven (Teg. Staat van Zeeland II (1753)
(dl. XX van Teg. Staat van alle volken) p. 357 vlg. F. Nagtglas,
Zelandia Illustrata, II p. 170 vlg.): A. J. F. Fokker, Schouwen vóór
1600 (1909); W. S. Linger, Rechtsbronnen van Brouwershaven (Versl. en
meded. der ver. tot uitgaaf der bronnen v. h. oud-vaderl recht, IX,
p. 13—112).