35 De boedelbeschrijvingen, die voor Zuid-Beveland zeer uit gebreid en in groten getale aanwezig zijn, stellen ons in staat een denkbeeld te krijgen van de toestand der kleding in oudere tijd. Inderdaad blijkt dat de onderdelen van het costuum dezelfde zijn als die, welke elders in de provincie, in Wal cheren, Nieuw- en Sint-Joosland, Axel, Kadzand, in gebruik waren. Wat nu in het bijzonder de mutsen betreft, valt het bij de bestudering der boedels dadelijk op, dat gesproken wordt van trekmutsen, dezelfde benaming dus, die men ook in niet- Zuidbevelandse boedels aantreft, terwijl de huidige Walcherse en de R.K. Zuidbevelandse bovenmuts nog steeds zo wordt genoemd. Op zich zelf zegt dit nog niet genoeg omtrent de vorm van de mutsen en de onderlinge gelijkheid. Maar som mige beschrijvingen preciseren nader zij vermelden trekmutsen met kant en trekmutsen met langette. Bedenken wij dat het oorijzer, dat men op Zuid-Beveland altijd met gouden stukken heeft gedragen, in de Walcherse dracht uit die tijd ook nog van stukken was voorzien en dat men daar toen eveneens trekmutsen van kant en van langette droeg, dan moet de overeenkomst zo niet volkomen, dan toch zeker zeer groot geweest zijn. Ook het feit dat de langettemutsen (de Wal cherse muts wordt nog altijd van deze stof gemaakt) per beschreven boedel in Zuid-Beveland in groot aantal worden vermeld, wijst in die richting. De stand van zaken op dit eiland is zo, dat het vrouwen- costuum sterk afneemt door vrouwen beneden de veertig wordt het niet meer gedragen, daarboven komt het nog vrij veel voor. Het aantal mannen in klederdracht, ook onder de oude ren, is veel geringer, en de kinderdracht is geheel verdwenen- Een voor dit deel van Zeeland eigenaardig verschijnsel is, dat de deels Protestantse, deels Katholieke bevolking verschillend costuum draagt. Ook elders is het niet onbekend, dat verschil van religie een verschil van kleding met zich brengt, vooral als de volksdelen elk op zichzelf vrij groot zijn, gelijk ook hier het geval is. Wanneer wij bedenken, dat het sterke gevoel van dorpsgemeenschap ten plattelande op zichzelf reeds aan leiding pleegt te geven tot afwijkingen in de dracht, zij het dat deze minder opvallend zijn en aan de oppervlakkige waar nemer ontgaan, dan hoeft het niet te bevreemden, dat dit saamhorigheidsgevoel, versterkt door eenzelfde geloofsover tuiging, tot een zeer duidelijk verschil in dracht heeft geleid. Zo toont het Zuidbevelands drachtengebied een scheiding in Protestants en Rooms-Katholiek, waarvan het laatste zich in hoofdzaak bevindt in 's-Heerenhoek, Ovezand en omlig-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1956 | | pagina 65