36
gende plaatsen, terwijl de Protestantse dracht over het verdere
eiland is verspreid.
1. DE DRACHT DER PROTESTANTEN
A. De mannendracht
Dit costuum (afb. 2) is van gelijke snit als dat der Walcherse
mannen en kent dezelfde onderdelen, maar er zijn enkele ver
schillen. De lange klepbroek is bv. nog vaak van zwart fluweel
dit in tegenstelling met Walcheren of van pilow, en men
draagt hierin slechts één paar zilveren broekknopen. Deze
hebben de vorm van een halve bol en zijn aan de achterzijde
meestal effen, maar aan de voorzijde altijd opengewerkt,
zogenaamd doorluchtig. Bij de oudere exemplaren, welke men
niet veel meer ziet dragen, onderscheidt men geheel platte,
die opengewerkt en van ruitmotieven voorzien zijn, en verder
de bolle vorm in kleiner formaat. Deze zijn niet opengewerkt
maar dragen een gedreven bijbelse voorstelling, meestal het
oordeel van Salomon. Eertijds werd de klep ook met zilveren
knopen gesloten, doch deze zijn reeds honderd jaar uit de
mode. Tegenwoordig sluit men de klep met gewone knopen.
De gouden hemdknopen zijn hier overwegend groter dan in
Walcheren, evenals de gekleurde halsdoek welke niet van
zijde is. maar van wol, fluweel of pluche. Ook is de ronde
castoren hoed groter, terwijl het pluusje, waarmede de hals
van de kraagloze rok is afgezoomd, iets breder is. Sommigen
dragen nog de grote ronde ..pluus'oed" van lang haarvilt met
hoge bol en hoog opstaande rand, zoals deze omstreeks 1900
algemeen was men noemde dit ook wel een boeren Arjen.
Het kleine petje van zwart laken dat men nog in Walcheren
draagt, is uit de Zuidbevelandse dracht echter geheel ver
dwenen.
Het costuum uit de 18e eeuw was niet alleen rijker van
uitvoering, maar ook van kleur ook de onderkleding deelde
hierin. De bies van het hemd, die aan de hals zichtbaar was
en waarin de gouden knopen werden gedragen, was aan de
rand gepicoteerd en geheel geborduurd met motieven, die in
wit of bruin garen waren aangebracht. De halssplit was even
eens van dit borduursel voorzien en men heeft dit de gehele
19e eeuw volgehouden, maar gebruikte toen uitsluitend wit
garen.
Over het hemd droeg men tot het midden der vorige eeuw
prachtige gebloemde hemdrokken van rood, geel, groen of
blauw damast, soms zelfs van brokaat, welke van één (later
ook wel van twee) rijen zilveren knopen waren voorzien. Ook