37
kwamen gestreepte exemplaren voor van gyngaan of gebloemd
katoen, eveneens voorzien van zilveren knopen, terwijl ook
witte damasten hemdrokken worden vermeld met 38 en 44
knopen. Waarschijnlijk waren deze in twee rijen aangebracht,
zodat de hemdrok met een overslag sloot. Het aantal knopen
aan iedere hemdrok is verschillend, maar meestal bedraagt
dit een dertigtal. Wanneer de knopen doorluchtig zijn hebben
zij de vorm van een braam, terwijl de bolle en de platte
exemplaren met een klaverblaadje of hertje zijn versierd en
er onder de platte ook gevonden worden met de beeltenis van
prins Willem V. De korte klepbroek werd met een paar zil
veren broekknopen en twee zilveren klepknopen gesloten.
Onder de knieën werd de broek met een lederen kousenband,
waaraan een grote ronde zilveren gesp, gesloten, en verderop
met een zestal kleine zilveren of gewone knoopjes. De broeken
waren vervaardigd van zwarte of bruine vijfschaft, everlast,
bombazijn of laken. In de lange zak daarvan droeg men in de
vorige eeuw een leren schede, waarin een mes en vork met
zilveren heft. Toen die uit de mode was droeg men een mes
met gesneden heft van palmhout, bekroond door een leeuw of
door twee paarden, die uit een mand (bagge) eten. Deze
heften zijn kunstig besneden met landbouwattributen, en wan
neer het goed gedaan is, bevindt zich binnen in het heft een
balletje, dat daar tijdens het snijden is uitgespaard en zieltje
genoemd wordt, 's Zondags droeg men een mes met een heft
van gedreven zilver. In de andere lange zak droeg men een
houten etui, waarin de stenen pijp was geborgen. Men noemde
die een piiup'uus. Deze puup'uuzen waren soms met koper
ingelegd en gemonteerd, soms waren zij effen of van snijwerk
voorzien. Voorts droeg men een bolrond horloge in een ge
dreven zilveren kast. De stalen, later zilveren horlogeketting
hing buiten de zak, en hieraan bevonden zich een horloge
sleutel met signetten, of landbouwgereedschapjes. De kousen
waren grijs (heel vroeger ook rood en blauw), en daarbij droeg
men lage vetleren schoenen met vierkante zilveren gespen.
Terwijl een mes nog wel wordt gedragen, zijn nu de overige
sieraden geheel uit de mode. Om de hals droeg men op gelijke
wijze als tegenwoordig een bontgekleurde halsdoek met de
gouden knopen erboven. De halsdoek was geknoopt terwijl de
punten op de borst hingen en daar op hun plaats werden
gehouden door een zilveren kettinkje, dat over de borst van de
hemdrok met twee zilveren knopen was aangebracht. Soms
was aan de halsdoek een gouden of zilveren halsdoekring
geschoven. Het jasje noemt men rok, deze is thans altijd kort,