42
versierselen aan het oorijzer kan vinden of, indien het oorijzer
uit de dracht is verdwenen, als hangers in de ondermuts of
aan het oor, zijn deze in Zuid-Beveland reeds tientallen jaren
uit de mode. In de tweede helft der vorige eeuw waren deze
onder de meest-welgestelden echter vrij algemeen en werden
zij met een haakje in het gaatje van de stukken gehangen
(zie afb- 9 en 3). Het waren tweedelige platte sieraden
van goud ter lengte van 6 cm, bestaande uit een bovenstuk
van plaatcantille waarvan de omtrek zeslobbig was, terwijl
tussen een versiering van krullen vier geponste noppen waren
aangebracht. In het midden hiervan hing een drielobbig onder
stuk dat kleiner was, eveneens van cantille, maar opengewerkt
en daardoor fraaier van uitvoering. Het droeg eveneens vier
geponste noppen en aan de onderzijde hing een gouden bol
letje, of een parel, geflankeerd door twee lovertjes. In de
eerste helft der vorige eeuw waren zij niet alleen kleiner, maar
was ook het bovenstuk een weinig geajoureerd, terwijl het
onderstuk een rechte kant had en het fraaie cantille der latere
exemplaren miste.
Mutsen.
De mutsentooi bestaat uit een onder- en een bovenmuts,
waarvan laatstgenoemde nergens in ons land zo in de breedte
is uitgegroeid als in deze streek (afb. 6)- De ondermuts, die
men tip- of tupmussc noemt, wordt, nadat het oorijzer en de
sierspelden er in zijn gespeld, direct over het haar gedragen.
De tupmussen zijn tegenwoordig op het hoofd driehoekig
ingesneden en bieden daarmede plaats aan de grote kuif, die
de naam van bles draagt. Deze bles is steeds groter en breder
geworden vroeger was er van het haar, dat toen strak achter
over werd gekamd of in een scheiding gedragen, weinig of
niets te zien. Het ging schuil onder de tupmusse, die rond om
het hoofd sloot en nog niet was ingesneden. Deze insnijding
ontstond op het eind der vorige eeuw, en hiermede gaf de
tupmusse eenzelfde ontwikkeling te zien als de ondermuts uit
de Walcherse dracht. Daar is de insnijding echter zo ver
doorgevoerd, dat een scheiding is ontstaan en de muts als
twee kleppen om het hoofd sluit. De stof, waarvan zij zijn
gemaakt, is wit piqué met ingeweven motieven. De insnijding
is afgezoomd met een kantje, dat langs de gehele wang over
gaat in een strookje langette ter breedte van 2Yz cm. Is het
kantje van echte kloskant, dan is met de aanschaf daarvan
soms een bedrag van 10 gemoeid. Soms is de muts voorzien
van linten, maar vele vrouwen kunnen haar ook zonder dit