47 delen zijn zeslobbig met één rechte zijde, waaraan zich op het ene deel een langwerpig oog bevindt en aan het andere een vierkante haak. In gesloten toestand is deze haak buitenwaarts gericht en bij die van de laatste mode is hierop een bloem gegraveerd, terwijl men op de oudere exemplaren meestal een zwaan of een huisje aantreft. Deze sluiting draagt men altijd in de nek zij wordt slot of achterslot genoemd (afb. 8 mid den), een naam, die dateert van een halve eeuw geleden toen men bij het costuum van die dagen een collier droeg dat voorzien was van twee gouden sloten. Behalve het hierboven genoemde achterslot droeg men toen nog een tweede slot onder de kin, hetwelk alleen een sierende functie had en dat men voorslot noemde of zeuge (zie afb. 3). Een benaming, die wij reeds eerder tegenkwamen, zij het in een andere betekenis. Een dergelijk collier met twee gouden sloten behoorde echter tot de dracht der meest-wel- gestelden daarom zijn zij ook niet zeer talrijk en momenteel wordt het slechts zeer sporadisch gedragen. Zij zijn evenwel zeer gevarieerd en buitengewoon rijk van uitvoering en ver lenen mede door hun grootte aan het costuum een bijzonder cachet. Dc zeuge is driedelig en bestaat soms uit een rond doch meestal echter uit een ovaal middenstuk van staande vorm. Het is samengesteld uit een platte gouden plaat, waarop opengewerkt cantille is aangebracht versierd met verschillende ornamentjes, onderbroken door een gladde, ovale gouden ring, terwijl het geflankeerd wordt door twee halvemaanvormige zij stukken van plaatwerk met opgelegd cantille (afb. 8)- Behalve in de vorm verschillen de zeugen ook in uitvoering, en zo zijn sommige verlucht met een parel in het middenstuk en drie op elk der zijstukken, terwijl andere geheel met pareltjes bezet zijn, kleine bolletjes, de zgn. greintjes, krulletjes, spinnetjes en andere orna mentjes van gouddraad. Wij kunnen daarbij in hoofdzaak drie soorten onderscheiden, t.w. 1. Plaat cantille. Op een gouden of zilveren plaat als ondergrond worden de ornamentjes vast gesoldeerd, terwijl daartussen vaak sier- steentjes worden aangebracht. 2. Ingespannen werk. Binnen een strakke omtrek wordt gouddraad met ornamentjes, krullen en greintjes verwerkt, zodanig echter dat het geheel doorzichtig blijft. Meestal wordt hiervoor een dikker soort goud draad gebruikt. 3. Open opgelegd cantille. Hierbij wordt het cantille ook aangebracht boven een effen gouden plaat, doch deze is gebogen, terwijl het cantille er niet geheel aan vast gesoldeerd is, zodat het hierdoor van het plaat- cantille is onderscheiden. Voorts verschilt het van het ingespannen werk doordat het voor dit soort cantille kenmerkende open karakter door de er achter liggende plaat verloren gaat.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1956 | | pagina 77