51 hiervan allengs groter om tenslotte in onze tijd de gehele rug en borst te bedekken. Tegenwoordig worden de beuken aan de hemdrok vastgespeld vroeger waren zij van linten, de zgn. beuksnoeren voorzien, waaraan zich gouden haakjes be vonden. De garnering aan de hals hield tot het eind der vorige eeuw stand en bestond toen uit een brede gekleurde kralenkant, zoals men thans nog bij de beuk der Katholieke vrouwen kan zien. Uit de Protestantse dracht is zij geheel verdwenen en zonder enige verdere opmaak geheel strak genaaid. Over de beuk draagt men een grote diagonaalsgewijze ge vouwen driekante doek. welke geheel is geplooid en waarvan de korte punt laag op de rug is vastgespeld. Dit plooisel heeft aan de doek op de rug een vierkant aanzien doordat de beide andere punten zich via de schouders verbreden en iedere punt vervolgens om de gehele voorkant van het lichaam tot in de taille wordt gedrapeerd.l/Deze punten gaan dan verder schuil onder de schort, terwijl de punt op de rug boven de schort wordt gedragen en daar met een gewone speld, maar vroeger met een gouden broche, wordt vastgezet. Bij het huidige costuum is de stand van de doek altijd dezelfde, maar een halve eeuw geleden was het gebruikelijk dat naarmate men ouder werd de doek dichter aan de hals stond. Op de borst blijft tussen de beide delen van de doek een gedeelte van de beuk zichtbaar, terwijl hiervan op de rug een vrij groot vier kant stuk te zien is. Op de schouder wordt de doek opgespeld om afzakken tegen te gaan. Bij de oorspronkelijke vorm van de mantel droeg men de doek daar als een fichu overheen, maar in de vorige eeuw werd zij reeds daarbinnen gedragen doch wipte toen op de schouder een weinig uit en werd op die plaats boven op de mantel vastgespeld. Ook deze doeken waren vroeger zeer kleurrijk, van zijde met een patroon van rozen e.d. of van sits. Nadat de mantel uit de mode gegaan was veranderde dit echter en werd effen zijde of brocaat ge bezigd. terwijl de doek bovendien werd afgezet met tule of kant, die over de gehele zijkant van de doek was aangebracht. Plaatselijk verschilde dit wel eens, en zo is er bv. een tijd geweest dat. men in Wemeldinge de zijkant van de doek met slingers echte bloedkoraaltjes versierde i.p.v. tule. Ook is de doek wel eens afgezet geweest met een strook gele kant (tule), terwijl men kort voordat de mantel geheel uit de mode ging, zelfs twee doeken droeg, t.w. een gekleurde bovendoek en een witte onderdoek, welke men zodanig drapeerde dat een rand van een of twee cm van de witte doek onder de gekleurde

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1956 | | pagina 81