54 In de 17e eeuw was dit kledingstuk ook in de burgerdracht bekend, waar men het een Vlaamse falie noemde. In de overgangstijd van voorjaar en herfst en ook bij minder felle koude droeg men een gekleurde schoudermantel (schou- mankel), die korter was dan de faalje en de vorm van een pellerine had. Na 1860 werd de schoumankel door volwassenen niet meer gedragen maar wel bleef een zwarte schoumankel tot in de 20e eeuw in gebruik als kinderdracht. In de tweede helft der vorige eeuw kwam voor deze kleding stukken de gekleurde wollen omslagdoek in de plaats, waarbij zwarte gebreide of gehaakte armbedekkingen, moffen ge noemd, werden gedragen. De omslagdoek was soms met een gouden broche op de rug vastgemaakt, en ook waren wel eens twee gouden knoopjes in de plooi van de doek aangebracht. Omslagdoeken worden niet meer gedragen, maar de algemene dracht is in de winter een grote zwarte of grijze doek van pluche (,,de nette"), die op de borst wordt gesloten met een tweedelig gouden sieraad, meestal vierkant van vorm, dat men netteslotje noemt (afb. 8). De kousen, gestoken in lederen of fluwelen schoenen met grote zilveren gespen, waren vroeger wit, rood of blauw. De schabbe. Dit is een kledingstuk dat in iedere 18e-eeuwse boedel voorkomt (meestal in meerdere exemplaren), vervaardigd van serge, meestal zwart, maar ook wel groen, rose of bruin, terwijl wij ook vermeldingen vinden van asgrauwe serge. Welk kledingstuk hiermede wordt bedoeld hebben wij niet kunnen ontdekken, maar aan de hand van het Middelnederlands woordenboek, dat hiervoor het woord kiel geeft, menen wij dat het als een soort kiel of jak heeft dienst gedaan. Overige sieraden. Bij de kerkgang droeg men tot omstreeks 1860 grote zware bijbels met lederen kaft, voorzien van twee sloten en acht grote hoeken van zwaar gedreven zilver, aan een zilveren draagketting. Aan de bovenzijde van de bijbel bevonden zich twee zilveren ornamenten, waaraan een oogje was gemaakt waardoor een zilveren ketting liep, die om het uitschieten te voorkomen aan de einden voorzien was van een zilveren knoopje. Eerst verdween de ketting en vervolgens ook de zilveren hoeken, waarna de bijbel zich tenslotte geheel aan de burgermode aanpaste.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1956 | | pagina 84