7
de kiemen der nederzetting mogen zijn geweest, dat het histo
rische Goes zich heeft ontwikkeld in de schaduw en onder de
bescherming van het slot Oostende, dat het eerst door Melis
Stoke wordt genoemd als hij van de Vlaamse oorlog van 1301
verhaalt en dat aan het machtige geslacht der Borsele's be
hoorde, ligt wel zeer voor de hand. In oorkonden dateert de
oudste vermelding van de naam van 1216, in welk jaar de
kerk van „Gous" wordt genoemd in een opsomming van de
goederen van het kapittel van Sint-Pieter te Utrecht. Floris V
gaf in 1267 aan de lieden van heer Petrus van Borsele te Goes
tolvrijdom door zijn landen de plaats moet toen dus zekere
betekenis hebben gehad. Na de dood van diens opvolger
deelde Goes in de verwikkelingen van de tijd. Daar de Bor
sele's de Vlaamse zijde hadden gehouden werden hun bezit
tingen door de graaf van Holland-Henegouwen verbeurd
verklaard, en in 1315 werd Goes aan diens broeder, heer Jan
van Beaumont, geschonken. Onder deze heer beleefde het
stellig goede dagen. In 1333 gaf graaf Willem III enige be
palingen van strafrechterlijke aard, in 1342 Willem IV een
meer uitvoerig privilege aan Jan van Beaumont voor zijn
gebied, dat als de „willekeur" van Goes bekend staat, doch
waarin men ten onrechte een stadsrecht heeft gezien naast
bepaling, die in die richting gaan, bevat het andere, die een
volkomen landelijke geest ademen. Willem V zou volgens
Boxhorn aan de groeiende gemeenschap vele voorrechten
hebben verleend naar men wil dankt Goes hem zijn wapen,
in welks bovenste helft gequartileerd Beieren en Henegouwen
voorkomen, terwijl de fameuse gans de onderste helft vult
maar veel is daarvan in ieder geval niet bewaard, en ook uit
de tweede helft der 14e eeuw zijn ons geen bijzondere ge
gevens overgeleverd. Drie bij toeval overgeleverde rekenin
gen1), van 1384, 1389/90 en 1396/97, noemen de wijn-,
bier- en beestenaccijns als de voornaamste inkomsten, ver
melden een paardenmarkt in mei, en spreken van de werkklok
en van de haven, zonder in nadere bijzonderheden hierover
te treden. In 1397 vervielen de Zeeuwsche lenen weer aan de
qrafelijkheid toen Beaumonts jongste kleinzoon, met schulden
beladen, zijn heerlijkheden van de hand moest doen. Toen
openden zich voor Goes nieuwe perspectieven. Uit die tijd
zal het stadsrecht dateren. Immers, al is reeds vroeger sprake
van burgemeesters en schepenen, in voornoemde rekeningen 2)
1Bewaard op het Algemeen Rijksarchief, grafelijkheidsrekenkamer.
2) Rekening .,van den dorpe" (1384), ,.des dorps knecht". .,t rerht van
den dorpe", des dorps huis" (1389/90), ,,van den dorpe goede" (1396/97).