16 beproefde stad door kwijtschelding of remissie van betalingen zoveel mogelijk tegemoet het herbouwvraagstuk deed zich reeds toen niet alleen in zijn stedebouwkundige, doch evenzeer in zijn sociaal-economische aspecten kennen1). En misschien heeft Piccardt gelijk als hij zegt dat het Kareis hierbij betoonde „sonderlinge genegenheid" is geweest overigens een ge wone formule in de aanhef van privilegiën die, naast de Katholiciteit der toenmalige bevolking, heeft gemaakt dat de stad zich aan zijn gezag verbonden voelde en in de jaren van de Opstand langer dan andere de zijde van de Koning hield. In deze strijd was Goes een gewichtig punt, waarop beide partijen het oog hadden. Alva wilde door het versterken der stad het verlies van Middelburg voorkomen, bracht er soldaten in en deed de vervallen verdedigingswerken versterken de Geuzen daarentegen trachtten haar te nemen om de hoofdstad gemakkelijker te kunnen veroveren. Tseraerts, gouverneur van het Geus geworden Vlissingen, deed in juni 1572 een, mis lukte, poging Goes te verrassen enige weken later herhaalde hij dit en, ware de onderneming beter voorbereid, dan zou zij, zoals Hooft al heeft opgemerkt, stellig goede kans van slagen hebben gehad. Ook deze tweede mislukking schrikte Tseraerts niet af, en half augustus begon hij een geregeld beleg, dat negen weken heeft geduurd. Maar ondanks hun numerieke overmacht en de omstandigheid, dat zij de Schelde beheersten, vorderden de Prinsgezinden niet, en nadat de Spaanse troepen in de nacht van 20 op 21 oktober onder Mondragon door een stoutmoedige tocht door het verdronken land van Zuid-Beve land binnen Goes waren gekomen, braken de Geuzen het beleg op. Benijdenswaard was echter de positie der stad geens zins. Zwaar drukte het garnizoen, dat, zoals de overheid het in een adres aan de landvoogd uitdrukte, de burgers vlees en bloed van het lichaam at. Ook deed de voortdurende ver zwaring der lasten de stemming langzamerhand keren. Nog aarzelde men toen, na het tot stand komen der Pacificatie van Gent, de gevreesde soldaten eind februari 1577 de stad hadden verlaten, maar toen de Prins liet weten dat Goes geen stem in de Staten zou hebben indien het zich niet voegde onder zijn stadhouderschap, ging men tot onderhandeling over. De pen sionaris mr. Jacob Valcke, die later in de Staten een belang rijke rol zou vervullen, leidde met de dijkgraaf der Brede Watering Bewesten Ierseke Johan Adriaensz. Blancx de onderhandelingen voor de stad, daarin met Zuid-Beveland nauw verbonden. De 22e maart 1577 werd het verdrag ge- 1) Zie hiervoor Smallegange, Nieuwe Cronijk van Zeeland, p. 534 vlg.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1957 | | pagina 34