25
Over de bekommernissen van de Franse tijd zijn geen bij
zonderheden te vermelden tijdens de invasie der Engelsen
in 1809 werd het hoofdkwartier van het op Antwerpen af
trekkende leger hier korte tijd gevestigd. De financiën der
stad. die in de tweede helft der 18e eeuw zich weinig gunstig
hadden ontwikkeld, geraakten thans dermate in de knoop dat
van 1800 tot 1811 de interest op de schulden niet kon worden
betaald. Met vreugde werden dan ook in november 1813 de
eerste berichten over de beweging in Holland vernomen. De
Franse prefect gelastte maatregelen, schoorvoetend uitgevoerd
door de onderprefect J. H, Verschoor, wiens Frans-gezindheid
gering was, hetgeen voor de loop der gebeurtenissen niet
zonder betekenis is geweest. Toen 7 dec. 1813 de Engelse
vloot de Oosterschelde opkwam en de 10e het bericht van het
verlies van Zieriksee Goes bereikte, werd de stad in allerijl
door de Fransen in staat van tegenweer gebracht, doch reeds
drie dagen later hebben de Franse troepen de stad verlaten
en werden door het driemanschap A. F. Clement, Verschoor
voornoemd en L. J. van de Spiegel de eerste maatregelen be
raamd om Zuid-Beveland van de Franse heerschappij te be
vrijden. Maar eerst op 17 december, toen een compagnie
Engelsen Goes was binnengetrokken, woei de Oranjevlag van
de toren ten zelfden dage gaven de regeringscommissarissen
van de Souvereine Vorst de eerste aanwijzingen voor het
nieuwe bestel. Geheel geweken was het gevaar nog niet. De
Fransen ondernamen nog pogingen tot herovering, bij de
afweer waarvan een bataillon uit Goes een rol heeft gespeeld,
en eerst nadat in febr. 1814 de Engelse vloot ook op de
Westerschelde was verschenen en 5 mei het fort Bat in de
zuidoosthoek van Zuid-Beveland door de Fransen was ont
ruimd, kon het gevaar als geweken worden beschouwd.
De 19e eeuw verliep voor Goes verder zonder buitengewone
gebeurtenissen. De bevolking, die omstreeks 1750 1op 3500
zielen werd geschat, wies gestadig aan en steeg van 4888 in
1830 tot bijna 15000 in onze tijd. En in het begin dezer periode
vermeerderde naast de vaste ook een tamelijk talriike tiidelüke
bevolking de koopkracht ten bate van de Goese winkelstand 2),
1) De bewering van de Teg. Staat II p. 26 dat men omstreeks 1540
er 3 tot 4000 communicanten zou hebben geteld, hetgeen een bevolkings
getal van minstens 8000 meebrengt, is wel zeer onaannemelijk.
2) Merkwaardig en modern aandoend is de klacht van c. 1750 (Teg.
Staat II p. 50) dat. sinds men bijna in alle dorpen van het eiland meest
alle behoeftigheden" te koop vindt, de winkels te Goes door de boeren,
die er dinsdags komen markten, weinig werden bezocht, hetgeen grote
neringloosheid in de stad veroorzaakte.