35 kon deze niet worden aangemerkt. Landbouw en de daarmede samenhangende meenering waren de grondslagen van haar economisch bestel zoals Boxhorn het berichtte haer dage- lijcxsche handelinghe is meest bouneeringhe. Twee zaterdagen in het jaar werd er een beroemde korenmarkt gehouden in 1618 werd een vette-, in 1751 een magere-beestenmarkt in gesteld. Van de industrie bleef de meenering de belangrijkste, en zo goede naam hadden de Tolenaars ten aanzien hiervan in den lande dat men hen, naar de kroniekschrijver vertelt, daartoe gaarne in Holland, Zeeland en elders gebruikte. De gilden vermeld wordt ook een weversgilde, zonder dat verder iets van lakennering blijkt waren daarentegen onbelangrijk dekens en gezworenen werden uit de burgerij benoemd door de magi straat, die een der hunnen als overdeken aanwees. De Rcimers- walers, die er zich na 1631 na de verdwijning hunner stad vestigden, brachten te Tolen de mosselvangst, waarvoor vooral Brabant en Vlaanderen de voornaamste afnemers waren. En ofschoon van een eigen scheepvaart, en zeker zover overzee, vrijwel geen sprake is1), had Tolen niettemin aandeel in de West-Indische Compagnie. Het schreef voor 100.000 gulden in, niet eens zo heel veel minder dan de zeestad Vere, waar 132.700 werd geplaatst, en was dan ook in het college van hoofdparticipanten zowel als van bewindhebbers vertegen woordigd. Al te vlot ging dat echter niet. De Tolenaars moes ten zich met een halve, d.w.z. wisselende, zetel vergenoegen, maar, hoewel moeilijkheden niet uitbleven, vinden wij toch tot 1761 sporen van deze deelneming. Ook in het, kortstondige, bestuur over de kolonie Nova Zelandia (Essequebo) werd Tolen in 1658 gekend. Evenals elders heeft ook hier de regering in de loop der eeuwen een wisselend beeld vertoond. Oudtijds werd zij ge voerd door twee burgemeesters en acht schepenen bij laatst genoemden berustte, onder presidium van de burgemeester binnen de bank", de rechtspraak, terwijl zij met de „burge meester buiten de bank" de stedelijke regering waarnamen 2). Uit een request van 1578 echter vernemen wij, gelijk te ver- Ij Wel passeerden ook schippers uit Holland op weg naar Brabant en Vlaanderen de stad, zodat, zoals uit de notulen der Admiraliteit blijkt, te Tolen een licentmeester en een controleur der convooien en licenten waren gestationeerd, aan wie 20 maart 1597 de visitatie der voorbij varende schepen werd opgedragen. 2) In 1459 werden baljuw, burgemeesters en schepenen met de zorg voor de wezen belast, waarvoor in 1565 een aparte weeskamer werd ingesteld.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1957 | | pagina 57