36 wachten was, dat beiden „der stede goeden regieren". Wij vinden hier dus een regeling die doet denken aan het onder scheid, dat te Zieriksee tussen de heer-burgemeester en de gemeente-burgemeester werd gemaaktook te Bergen-op- Zoom treffen wij de scheiding in binnen- en buiten-burge meester aan, zodat de vraag gewettigd is of ten aanzien hier van in dit deel van Zeeland misschien Brabantse invloeden een rol hebben gespeeld. Het verloop der magistraatsbestelling, nog in 1522 door Karei V bevestigd, werd in 1552 geschokt door een twist tussen de deken van het kapittel en „eenige van de stadt, in administratie wesende", tengevolge waarvan, contrarie het privilege en tot grote kosten der stad, „thaerder requisitie" jaarlijks uit de Secrete Raad commissarissen voor de vernieuwing van de wet werden gezonden. In 1571 werd hierop ten dele teruggekomen na de Satisfactie werd de stad door de Prins van Oranje 18 mei 1578 ten deze in haar oude privilegiën hersteld 1). Maar ook nadien bleven strubbelingen niet uit. In 1589 vond de wetsverandering plaats zonder dat de gecommitteerde van de stadhouder aanwezig was, en ook in 1613 rezen er moeilijkheden die enig uitstel der vernieuwing op de klassieke dag, 13 mei, tengevolge hadden. Herhaalde lijk is om al deze redenen het regeringsreglement gewijzigd 1589, 1615, 1651/53, 1675, 1702/6 en 1748 waren hierbij de belangrijkste jaren. Dit alles betrof vrnl. de wijze van ver kiezing de samenstelling der regering werd echter tamelijk ingrijpend gewijzigd toen in 1675 door Willem III vier raden of vroedschappen werden ingesteld. Wel werd reeds in 1452 van raadpleging der .wijste ende notabelste" personen en tien jaar later van ,,vroetscip ende rijckheyt" melding gemaakt en ook daarna nu en dan van raden gesproken, doch als vast college komen zij eerst in genoemd jaar voor. Hun aantal werd in 1702 tot 15 uitgebreid, doch daarna moest dit aantal door uitsterven weer minderen tot het oorspronkelijke getal in 1750 waren er nog elf. Ook buiten het stadsgebied hadden de Toolse schepenen gezag, met name over de omliggende eigendommen en polders. In de heerlijkheid Schakerloo echter fungeerden zij als opper- schepenen, welk college al in 1553 wordt vermeld 2). Ook over Poortvliet strekte zich, sinds 1706, de bevoegdheid in criminele 1De benoeming van de baljuw, grafelijk ambtenaar bij uitstek, bleef aan de landsheer of diens opvolger, met uitzondering echter van de jaren 15871614, toen de stad het baljuwschap in pacht had en, als Goes, een vrije stad" is geweest. 2) Ten onrechte stelde dr. Lasonder de oprichting op 1574.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1957 | | pagina 58