42
hen, gewag makend van moeilijkheden als wier beschermer
optrad de drost Cornelis Liens, die als dichter van de „Kleyne
werelt" Sint-Maartensdijk zijn plaats gaf in de Zeeuwse
letterkunde.
Over de economische aangelegenheden is weinig bekend
het agrarische zal hebben overwogen, al heeft een gilde van
lakenverkopers, droogscheerders en kleermakers bestaan, dat
in 1628 een ordonnantie kreeg. De meenering werd in 1623
geregeld in 1734 werd nog een meestoof gebouwd.
Tenslotte de stadsregering. Deze bestond uit een baljuw,
sinds 1590 drossaard geheten, een schout en negen schepenen,
waarvan er sinds 1582 twee burgemeesters heetten. En even
als in andere steden in dit deel van Zeeland hadden deze een
verschillende taak, nl. één van de „politie" het zakelijke
beleid en één van de vierschaar, die onder-drossaard was en
voorzitter van het college van schepenen. Als tweede stad van
het eiland maakte Sint-Maartensdijk deel uit van de Gemene
magistraten van het eiland Tolen, het centrale bestuur voor
de landwacht.
LITERATUUR Teg. Staat van Zeeland II p. 537541 dr. W. S.
Unger, De keuren van St. Maartensdijk (Verslagen en Med. der Ver. tot
uitgaaf der bronnen van het oud-vaderl. recht X p. 117137).