IX
haar uitlopers waarschijnlijk tot tegen het begin onzer jaar
telling.
Vondsten in Zweden, Polen, Noord-Duitsland, Frankrijk
en Engeland gaan wij stilzwijgend voorbij.
In Nederland zijn ettelijke exemplaren gevonden in de
Noordoostpolder en op een plaats in Overijsel, maar op beide
plaatsen is de datering onzeker. Een paar vondsten in Vlaan
deren zijn ongedateerd. Dicht bij huis en tevens goed geda
teerd zijn een drietal exemplaren, gevonden in een neder
zetting bij Mechelen, aan de Dijle, waarvan het water uit
eindelijk in de Schelde uitloopt. De datering is hier vroege
La-Tène-cultuur, 450100 v. C. Tot dezelfde datering komen
wij voor zulk een voorwerp uit een Friese terp vierde eeuw
v. C. of later.
Resumerende kunnen wij zeggen, dat zulke voorwerpen
waarschijnlijk reeds zeer vroeg (6000 v. C.) gebruikt zijn,
maar dat de vervaardiging en het gebruik ervan tot kort voor
het begin onzer jaartelling doorlopen. Geheel onaannemelijk
is zulk een langdurig in zwang blijven niet tijdens schaarste
aan steen en metaal heeft men te allen tijde zijn toevlucht
genomen tot hout, been en hertegewei.
Onbeantwoord is nog de vraag, waartoe deze dingen ge
bruikt zijn. De houten stelen, die in verband ermee zijn ge
vonden, zijn in Denemarken maximaal een halve meter lang,
in paalwoningen aan het Boden-meer maximaal 65 cm. Dat is
kort, als men de grond ermee bewerken wil (tenzij men dit
knielend deed), en de snede was evenwijdig aan de steel dat
is anders dan bij het tegenwoordig in Zeeland gebruikelijke
houweel voor grondbewerking. Een Deens archeoloog acht
gebruik als wapen aannemelijk en inderdaad hebben ze in
principe dezelfde vorm als de stenen strijdhamers, die men
echter aan een geheel ander volk toeschrijft, zodat de hamers
uit hertegewei moeilijk als een surrogaat voor stenen dito
opgevat kunnen worden. De vraag onbeslist latende zou ik
nog twee andere mogelijkheden in overweging willen geven.
De kennelijke slijtage aan de zachtste zijde van de snede
maakt aannemelijk, dat ermee over de grond gesleept is. De