XIII 1. een kinderhoedje van R.K. Zuid-Beveland, behorende tot het tabercostuum rond 1900. 2. een Walchers bakerkussen. 3. een Zuidbevelands speldenkussen, geborduurd in kruis steek. 4. een ouderwetse Zuidbevelandse mannenpet. 5. vier verschillende winter- en zomerhalsdoeken van R.K. Zuid-Beveland. 6. vier diverse beuken van Prot. Zuid-Beveland. 7. twee diverse beuken van R.K. Zuid-Beveland. 8. een geborduurde rand van een Walcherse faalje. 9. tien rouwdoeken en -beuken van de Walcherse dracht. 10. een rouwlamfer van Zuid-Beveland. 11. een doopmutsje van R.K. Zuid-Beveland. 12. een landhoed van Zuid-Beveland. 13. een jongenshoed van Walcheren, behorende tot het peper en zoutpak. 14. een Zuidbevelandse vrouwenmuts (Protestantse dracht). 15. drie Walcherse beuken. 16. acht doop- en babymutsjes van Walcheren, alle geschon ken door N.N. 17. enige details van de Toolse dracht, geschonken door mevr. J. P. Koopman-Dingemanse. De conservator van het Munt- en penningkabinet zond het volgende verslag in: Op velerlei wijze blijkt een groeiende belangstelling voor de munt- en penningkunde. Moge dit op zichzelf een verblijdend verschijnsel zijn, de sterke vermeerdering van het aantal numismaten niet het minst onder onze Zuiderburen maakt het steeds moeilijker op veilingen begeerde stukken te verwerven. Dit geldt zowel voor de munten en penningen als voor de numismatische boeken. De vraag naar deze laatste zo kan men lezen in een der laatste nummers van De Geuzen penning blijft onverzadigbaar, zodat de prijzen ieder jaar met sprongen omhoog gaan. Een belangrijke reeks van de

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1958 | | pagina 11