4 de kerken op die het bezit waren van de Middelburgse abdij 11Op Walcheren waren dat Souburg met afhankelijk heden, Oostkapelle met afhankelijkheden, en Westkapelle dito; bovendien een part in Westmonster en zijn afhankelijkheden. De Middelburgse O.L.V.-abdij bezat dus zowel Westkapelle als Oostkapelle, beide met de dochterkerken. Samen vormden deze moeder- en dochterkerken één aaneengesloten geheel, Domburg niet uitgesloten, hetgeen wil zeggen dat de O.L.V.- abdij ook de moederkerk bij Domburg zou hebben bezeten, indien deze nog had bestaan. Het is zelfs goed mogelijk, dat de toen nog betrekkelijk jonge O.L.V.-abdij nog zelf in het bezit was geweest van die kerk, want de jonge woordvorming West- en Oostkapelle wijst er wel op, dat de oude kerk bij Domburg niet lang vóór 1162 nog in gebruik was 12 2. De oorspronkelijke ligging van de Middelburgse abdij Uit de zoéven genoemde bul van 1162 blijkt, dat de Middel burgse abdij van de vijf Walcherse moederkerken van toen er drie bezat de kerk van Souburg en de beide kapellen van de moederkerk bij Domburg. De twee Middelburgse moeder kerken behoorden haar niet. Zij had te Middelburg alleen een part in de Westmonsterkerk, in wier parochie zij immers ge vestigd was. De Noordmonsterkerk behoorde aan het Utrechtse Sint-Pieters-kapittel13terwijl in de Westmonsterkerk de Utrechtse Sint-Paulusabdij de voornaamste rechten bezat14). Deze toestand is merkwaardig. Het moet zijn, dat de grote parochie van Westmonster oorspronkelijk geheel aan de Sint- Paulusabdij behoorde zou de bul van 1162 toevallig spreken van de ecclesia sancti Pauli in Westmonster15 )1 en dat later de toch betrekkelijk jonge O.L.V.-abdij een portie uit de opbrengsten van deze parochie toegeschoven is. Het zwaarte punt van de parochiale rechten lag te Souburg en vooral in het gebied van de gezamenlijke parochies van West- en Oost- 11) H. G. A. Obreen, Oorkondenboek van Holland en Zeeland tot het einde van het Hollandsche huis (1299), le afl., 's-Gravenhage 1937, blz. 87, nr. 175. 12) Westkapelle wordt voor het eerst genoemd in 1103 door abt Thiofried van Échternach, Vita Willibrordi. c. 13, uitg. door A. Poncelet, in AA.SS.Nov. III, blz. 469. 13) K. Heeringa, Oorkondenboek van het Sticht Utrecht tot 1301, II, 's-Gravenhage 1940, blz. 91, nr. 625. 14) Joosting en Muller, a.w., blz. 171. 15) Obreen, a.w., blz. 87.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1958 | | pagina 18