11 de buik van een d, kan evengoed deel hebben uitgemaakt van een voorafgaande open a dan lees ik in plaats van uda (i)ala in plaats van uuuda (ï)uuala enzovoorts. Hoe verder men teruggaat, des te meer men in de vele beentjes verstrikt raakt, en dat is nu net wat onze copiïsten parten heeft gespeeld: uillamaudaco (en varianten) vertoont tussen de dubbele 1 en de daaropvolgende schacht maar liefst tien beentjes of over eenkomstige streepjes uillauuudarres vertoont in dezelfde tus senruimte negen dergelijke streepjes. Bepaalt men zich tot acht haaltjes of tot elf als er in het origineel uiltam stond dan kan men lezen uilla(m)ULla!a.Hier ziet men al het woord UUalacra opdoemen Na de laatste a vertoont het éne handschrift co, het andere tres. De c en de r zijn hier dus verwisseld, hetgeen in de karolingische minuskel mogelijk is men vult uuala aldus gemakkelijk aan tot uualacr. De uitgang tenslotte moge onduidelijk zijn, duidelijk genoeg is het onder tussen, dat wij in de teksten uit Lorsch staan voor een tot nu toe onbekende vermelding van de villa Walcheren, de oudste meteen, als ik het wel heb40)! Wij bekijken de schenkingsoorkonde uit 776 aug. 16 nu met andere ogen. Zij bericht dus, dat een zekere Godebert aan de abdij Lorsch een schenking deed, bestaande uit een mansus met een kerk, een huis en aanpalende grond verder uit een horioe met vrouw en zoon en uit zeventien zoutpannen dit alles zich bevindende in villa Walacr(.) ambachte, nl. tussen Scald, Sunnonmeri en Gusaha. De aanduiding villa W. am bachte zal wel moeten worden opgevat, dat het ambachtl Walcheren een niet of onbeduidend gelede administratieve eenheid vormde, die gemakkelijk vereenzelvigd werd met de plaats die er het centrum van vormde41). Wordt de bericht geving in de Fuldase Annalen, dat de Noormannen in 837 het eiland Walcheren (Walchram insulam) bezochten, niet ge volgd door de mededeling, dat zij daarbij Eggehard. graaf van die plaats (eiusdem loei comitem), vermoordden42)? Eiland en ambacht vormden slechts ommeland bij het centrum, dat kennelijk ook Walcheren heette. De in 776 genoemde watergrenzen omvatten vermoedelijk 40) Vgl. M. Gysseling, Etymologie van Walcheren, in Handelingen van de Kon. Commissie voor Toponymie en Dialectologie, XX (1946), blz. 49. 41) Vgl. de benaming viliae que ministcria dicuntur, die eind 12e eeuw aan de Vier Ambachten gegeven worden (L. Vanderkindere, La chronique de Gislebert de Mons, Bruxelles 1904, blz. 263). 42) Annales Fuldenses, ed. F. Kurze, inM.G.H., SS.rer.Germ. in us.schol., Hannover 1891, blz. 28.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1958 | | pagina 25