12 het ambacht Walcheren. Zoekt men de Gusaha inderdaad op Noord-Beveland, en de Sunnonmeri nabij Kapelle, dan is de overeenkomst met de latere kerkelijke afbakening van Wal cheren duidelijk genoeg. Maar dan zal men in de Scald de Westerschelde behoren te zien. Ik laat mij hier verder niet over uit, maar heeft Huizinga destijds niet aangetoond, dat de monding van de Westerschelde eens Scaldemermur of Scalde- mermude heette 43 De centrale betekenis van de plaats Walcheren wordt beklemtoond door de aanwezigheid aldaar van een kerk. Kerken waren hier in het noorden in 776 nog dun gezaaid. Op meer dan één kerk voor het nog schaars bewoonde ambacht Walcheren mag men in 776 niet rekenen. De eerste kerstening was nog maar pas achter de rug. Wij weten, dat Willibrord (f 739) op een niet nader bekend tijdstip naar de villam Walichrum kwam, om er het christendom te prediken44). Om te prediken betrad Willibrord een heidens heiligdom. Wij zijn niet de eersten, die daarbij denken aan het grote Nehalleniaheiligdom bij Domburg45). Nabij Domburg zijn trouwens ook uit de late merovingische en uit de karolingische tijd zovele en zo kenmerkende vondsten gedaan, dat het reeds lang een uitgemaakte zaak is, dat daar ten tijde van Willibrord en ook nog later in de 8^ eeuw een koopliedennederzetting van uitzonderlijke betekenis heeft gelegen46). Petri heeft onlangs o.m. aan de hand van het gelijktijdige voorbeeld Dorestad aangetoond, dat de voornaamste van dit soort neder zettingen niet alleen een rol speelden in de toenmalige Euro pese handel, maar dat zij ook de neiging vertoonden ten opzichte van het omringende platteland een centrale betekenis te vervullen 47Reeds in de 8e eeuw lokten dergelijke neder zettingen daarom tot kerkstichting. Reeds in 777 bezat Dore stad een eigen kerk 48toen ook reeds stond er in de nog 43) Verzamelde werken I, blz. 566. 44) Vita Willibrovdi archiepiscopi Ttaiectensis auctore Alcuino, ed. W. Levison, in SS. rer. Merov., VII, Hannover-Leipzig, blz. 128. 45) Van der Feen, in De bodemkartering van Walcheren, blz. 154. 46) Zie in laatste instantie Jankuhn, n. 10, t.a.p. 47) F. Petri, Die Anfange des mittelalterlichen Stadtewesens in den Niederlanden und dem angrenzenden Frankreich, in het in hierboven, n. 10, genoemde verzamelwerk, blz. 261267. W. Schlesinger (Stadti- sche Frühformen zwischen Rhein und Elbe, ibidem, blz. 306) is dezelfde mening toegedaan. 48) M. Gysseling en A. C. F. Koch, Diplomata belgica ante annum millesimum centesimum scripta, I, 1950, blz. 314, nr. 178.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1958 | | pagina 26