14 water51). Het is mogelijk, dat dit zout via de kooplieden nederzetting Walcheren werd verhandeld. Dat de natuurlijke grenzen uit de tekst van 776 de grenzen waren van de parochie Walcheren kan nog worden afgeleid uit het feit, dat in de 12e eeuw de gezamenlijke dochterparo chies van de Walcherse hoofdkerken reikten tot bij de grenzen uit de tekst van 776, en zulks ondanks de transgressie die intussen dat is omstreeks de 10e eeuw 52de Bevelanden diep en duidelijk hadden gescheiden van wat sinds die trans gressie het eiland Walcheren is gebleven. De nederzetting Walcheren heeft blijkens de uitslagen der archeologie in de loop der 9e eeuw sterk aan belang inge boet 53Veel later eerst, nl. in het laatste derde der 11e eeuw, verschijnt de nieuwe stad bij de Walcherse middelburg54). Toch schijnt de plaats Walcheren tot dan toe en nog enige tijd nadien haar centrale functie op Walcheren te hebben be houden. Er bestaan nl. bij ontstentenis van definitief bewijs ernstige aanduidingen, dat de abdij die in het eerste kwart der 12e eeuw op Walcheren werd gesticht, de plaats Walche ren tot zetel kreeg. Indien dit zo is, dan hebben kort vóór 1150 de elementen de abt van Walcheren zo heette hij inderdaad aanvankelijk gedwongen zijn klooster te ver plaatsen, en wel naar Middelburg. In elk geval is de parochie kerk van Walcheren niet lang vóór 1162 te dicht bij zee komen te staan en daarom buiten gebruik gesteld. Nabij het oude Wal cheren ontstond meer landinwaarts het stadje Domburg55). Deventer, 13 mei 1958. 51) In de 2e eeuw hielden de Menapiërs zich in deze omgeving reeds bezig met zoutwinning (A. C. F. Koch, Le territoire des Ménapiens, in Tijdschrift voor Rechtsgeschiedenis, XVIII (1950), blz. 20). Ik laat me niet uit over het woord lacu in één der teksten uit Lorsch. Men weet immers niet, of er hier een verschrijving in het spel is. 52) Voor een datering van deze transgressie vóór 972 zie ik geen aanleiding (vgl. Van der Feen, a.w., blz. 157). 53) Jankuhn, a.w., blz. 470471. A. Roes, Les trouvailles de Dombourg, inBerichten van de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek, V (1954), blz. 69. 54) Huizinga, a.w., blz. 547 vlg. 55) Het spreekt intussen niet meer vanzelf, dat het castellum, dat men te Domburg aanwijst, de zuivere tegenhanger is van de 9e10e-eeuwse burgen te Middelburg en Souburg. Het eerste is trouwens wat oppervlakte betreft aanzienlijk kleiner dan de twee laatste. Het is goed mogelijk, dat er gelijktijdig met de burgen te Middelburg en Souburg een burg is aan gelegd bij Walcheren, die dan thans onder de duinen of in de zee ligt.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1958 | | pagina 28