18 uit een broek, vest en rok, boezeroen en een hoofddeksel. Dit laatste is een klein zwart petje van laken met een kleine blinkende klep en lager van model dan het Walcherse. De omtrek van dit petje is anders van uitvoering doordat men hierop aan de voorkant een vlindervormig motief heeft aan gebracht van zwarte stof. Het is rondom ook niet van een meanderrand voorzien, maar van een smal bandje in slinger- vorm. Dit petje is het enige hoofddekselhoeden worden hier niet meer gedragen. In de vorige eeuw kende men nog de cylindervormige ..tunhoeden" van vilt, naar het voorbeeld der Walcherse, maar dan van halve hoogte en evenals deze met een zeer smalle opstaande rand. Rond deze hoed, direct boven de rand, liep een met bloemen uitgeschoren fluwelen band van 2 tot 3 cm breedte, meestal blauw of groen van kleur. Het haar wordt thans op de gewone wijze gedragen zestig jaar geleden was het lang, met een scheiding in het midden. Sommige jongeren hadden het toen op het voorhoofd wig vormig gescheiden, terwijl anderen het als pony droegen. Men droeg toen ook nog gouden oorringen, die reeds in 18e-eeuwse boedelbeschrijvingen worden aangetroffen. Het boezeroen. Dit is van zwarte stof met glimmende motiefjes van zwarte zijde erin en wordt aan de hals afgekleed met de gouden knopen, gelijk aan de Walcherse, en met een halsdoek, die men dasje noemt. Deze halsdoek is eveneens zwart, maar heeft gekleurde motiefjes. Het boezeroen heeft wijde mouwen, die aan de kop van de mouw en aan de pols met naast elkaar liggende plooitjes zijn ingehaald. Het had een voorganger in de gekleurde hemdrok, die met een rij zilveren knopen werd gesloten en over een lijfhemd met gepicoteerde bies werd ge dragen. Deze hemdrokken waren van damast, kalmink, gyngan of katoen onder de damasten treft men er aan die precies gelijk zijn aan de Walcherse. Ook komen bruin en wit ge streepte voor, alsmede gebloemde katoenen, beide voorzien van benen knopen en sluitend met een overslag. De broek. De lange klepbroek is van laken en daarin worden twee zilveren broekstukken gedragen klepstukken kent men niet meer. Tot laat in de vorige eeuw droeg men een korte broek met pijpen tot over de knie, waar zij voorzien waren van een split met knopen en knoopsgaten, waarin nog vroeger de zilveren beengespen te zien waren. Toentertijd droeg men ook grijze of blauwe kousen in lage schoenen met zilveren gespen

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1958 | | pagina 32