21 geajoureerde stof voor gebruikt. Bovendien wijkt de tegen woordige kant af door een zeer dikke contourdraad rond het patroon, die bij de oude kanten veel dunner was of, gelijk bij de oude Walcherse, geheel ontbrak. Ook zijn de ajours van de oude kanten veel fijner, terwijl in plaats van bloemmotieven meestal vogels in het patroon voorkomen. Een bekende uit voering was de kievitskant. waarvan het patroon bestaat uit een bloemvaas, geflankeerd door twee staande kievitten. Bij deze zijn de oortjes aan de reep ook van kant. Deze oortjes worden bij het dragen schuin omgeslagen en aan de reep vastgespeld. In het klakje zijn fijne lengteplooien aangebracht, doch niet zoals bij de Walcherse trekmuts over de gehele lengte, maar slechts tot halverwege, waar zij worden gestuit door een dwars- plooi. Dit plooien geschiedt hier nog altijd met de nagels. Het bovenste, ongeplooide deel van het klakje wordt naar binnen gevouwen, zodat het geplooide deel, anders dan bij de Wal cherse muts, niet binnen de reep valt maar enigszins er buiten, en daar een fraaie waaiervormige aanblik biedt. Onderlangs het klakje loopt een trens, waardoor een smal wit gesteven lintje wordt gehaald, dat dicht gestropt wordt en de waaier vorm doet ontstaan, en in een sierlijk strikje onder aan de muts zichtbaar is, In plaats van dit kleine strikje bevond zich daar vroeaer een grote, brede strik van gebloemde, enigszins licht groene zijde, die thans ook nog wel een enkele maal voorkomt en aangespeld wordt. Bij de kanten mutsen is een laiton inqe- bracht, dat men karkas noemt en dat de gehele oppervlakte van de kanten reep bestrijkt. In niet opgemaakte toestand biedt de Axelse muts hetzelfde beeld als de Walcherse, maar zij is qroter dan deze en daardoor beter te vergelijken met de Walcherse muts van 50 jaar geleden. In sommige plaatsen is deze trekmuts ook bekend onder de naam van „putouwéle". In het werk loopt men ook wel in de ondermuts. Wii vinden bij het Axelse costuum nog een variant in de mutsvorm, welke een ronde muts of hernhutter (afb. 8) wordt genoemd, terwij] ook wordt gesproken van een Otense muts, naar de plaats Othene. Deze hernhutters zijn eigenlijk kinder mutsen, die de volwassen vrouwen blijven dragen zij zijn gemaakt van feston of broderie en bestaan uit een bol, langs de hele omtrek waarvan een strook is genaaid. Deze strook is onoeveer 10 cm breed en staat in de nek naar beneden, terwijl zij boven de oren tegen het hoofd is opgeslagen. Deze mutsen zijn dus niet geplooid. Vroeger waren zij vaak van echte kant, hetqeen tegenwoordig ook nog wel voorKomt. Zij zijn, evenals de kanten trekmuts, voorzien van een karkas.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1958 | | pagina 35