22 De bii de ronde muts behorende ondermuts is van zwarte stof gemaakt, en met een zwart kraalkantje afgezet. Het oorijzer. Dit oude element uit de burgerdracht der 17e eeuw heeft door de tijden heen zijn functie van veerkrachtig steunsel in de muts weten te handhaven. In de 18e eeuw was het ook reeds in de Axelse dracht aanwezig en toen voorzien van twee vierkante gouden plaatjes, in een inventaris van 1734 vermeld als een „oorysen met goude stukken". Het bestaat nog altijd uit een hoepelvormige zilveren beugel met twee benen, maar evenals in Walcheren gingen de stukken uit de mode en werden in de tweede helft der 18e eeuw vervangen door gouden spiralen, de krullen, die wij ook bij de beschrijving van andere Zeeuwse oorijzers hebben waargenomen. Slechts op Zuid-Beveland had deze verandering niet plaats. Een vroege vermelding van het voorkomen van krullen in het land van Axel vonden wij in een boedelinventaris van 1767. Overal heeft het oorijzer na 1875 de neiging vertoont zich te verheffen, een proces, dat vooral in de 20e eeuw is versneld, zodat de krullen nu overal op of boven ooghoogte worden gedragen, terwijl zij zich vroeger ter hoogte van de wangen bevonden. In de Axelse dracht is deze neiging het sterkst geweest en daar hebben de krullen de meest opwaartse stand gekregen, met het gevolg dat zij niet meer naast het hoofd, maar boven het voorhoofd staan. Zij staan daar dicht bij elkaar, enigszins met de top naar elkaar toegericht, en rusten op het haar. De vorm van het oorijzer is daarbij geheel be houden gebleven en de hoepel sluit nog altijd om het achter hoofd, zodat de smalle beugel soms in de nek zichtbaar is. Hoewel de krullen in de loop der jaren ook groter zijn ge worden, zijn zij ten opzichte van de Walcherse toch bescheiden van proportie en ook minder wijd. Als doordeweekse dracht werden ook wel koperen krullen gedragen door kleinere kin deren en door vrouwen uit de werkmansstand. Wanneer het maar enigszins kon kocht men zich op 1518-jarige leeftijd gouden krullen, maar dan tweedehands. Evenals alle nieuwe kleding werden ook deze krullen in het voorjaar aangeschaft. Al konden ze veelal eerst in het najaar worden betaald, dit geschiedde naar men zegt steeds prompt, zonder dat er ooit iemand aan tekort is gekomen. Strikken. Ongeveer 30 jaar geleden droeg men aan de krullen de klaverbladvormige gouden strikken, voorzien van een gouden

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1958 | | pagina 36