30 Het „sticklieff" Dit kledingstuk, dat wij in 18e-eeuwse boedelbeschrijvingen bij de Walcherse dracht tegenkwamen, wordt ook in Axelse inventarissen gevonden, o.a. in die van Adriaantje Marinisse Backer van 15 aug. 1737. Het vindt echter niet in iedere boedel vermelding en waar het voorkomt treft men altijd maar één exemplaar aan, hetgeen misschien een aanduiding zou kunnen zijn, dat alleen zeer welgestelden dit droegen. Het is een soort corset of keurs, dat bijzonder rijk van uitvoering was en ge deeltelijk zichtbaar werd gedragen. Aangezien het geen mou wen had, werden hierbij losse mouwen gedragen, die vermeld worden als platte mouwen of handmouwen. Rokken (keuzen). In de boedelbeschrijvingen komen deze zeer talrijk voor en wel als ,,farandine keuzen, serge de boot, rood gestreepte, flemming, calminck, serge, zwart gebloemde, zwart gestreepte" en als „zwarte greine rokken". Reeds in die tijd ook moeten er verscheidene over elkaar zijn gedragen omstreeks 1870/1880 gebeurde dit nog en was het dragen van vijf of zes keuzen geen zeldzaamheid. Men torste dit aantal op kunstmatig ver brede heupen (zie afb. 2 rechts). Men kende toen ook de wit-zwart gestreepte onderrokken en onderrokken met gebor duurde randen, terwijl de bovenrok van kleurig gebloemd grein was of van zwart satijn, afgezet met fluweel. Tegenwoordig draagt men twee, hoogstens drie onderrokken van kamgaren, Frans merinos of andere stof, en als bovenrok een zwarte rok van gebloemd kamgaren. Schorten. Merkwaardig genoeg troffen wij in de door ons bestudeerde inventarissen uit de 18e eeuw geen schorten aan, terwijl dit toch een onderdeel is, dat overal en algemeen werd gedragen. Dit behoeft echter niet te betekenen, dat schorten in die eeuw niet tot de Axelse dracht hebben behoord. Wel is het natuur lijk mogelijk, dat de rijke uitvoering van de bovenrok tot de afwezigheid van een schort heeft geleid. Veel later, omstreeks 1880, schijnt het, naar wij vernamen, inderdaad wel te zijn voorgekomen dat men het costuum zonder schort droeg. Niettemin behoorde schorten toen wel degelijk tot de dracht ze waren zeer wijd, als gevolg van het aantal heel ruime rokken, dat er onder werd gedragen. De schorten waren toen van zwart satijn zij bedekten de bovenrok rondom en waren ongeveer 20 cm korter dan deze, zodat de fluwelen rokrand

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1958 | | pagina 48