32
ringen van enkele centimeters breedte, komen ook de zgn.
gouden dopringen voor. Evenals op de Walcherse ringen
bestond het motief uit ruitjes en krulletjes en was de boven-
en benedenrand onderbroken door bolvormige uitsteeksels. Er
was echter een heel merkwaardig variant men trof nl. ook
ringen aan waar de bolletjes vervangen waren door gouden
kastjes, waarin blauwe steentjes waren gevat. Dit is een zeer
ongebruikelijke maar niettemin aardige versiering, en waar deze
toepassing in andere Zeeuwse sieraden niet wordt gevonden
is het waarschijnlijk, dat de beuken met de kleurige schitter-
kraaltjes hiertoe hebben geïnspireerd. In plaats van met blauwe
steentjes treft men ook wel ringen aan met simili, dat ook in
Nieuwlandse blompotbellen en Toolse spiegelbellen voorkomt.
Dit simili is een rond stukje glas, zogenaamd foelie gezet,
t.w. op een zilveren (foelie) ondergrond.
Beugeltas.
In een inventaris van 1734 wordt een beugeltas vermeld,
beschreven als ,,een silvere beugel, een silvere koker met twee
mesjes, een silvere naaldenkoker, een scheere en vier ketens".
Hieruit blijkt, dat zij in de 18e eeuw van dezelfde gebruiks
voorwerpen waren voorzien als de Walcherse beugeltassen
uit die tijd. Niet iedere vrouw was blijkbaar zo rijk inge
spannen, want in een inventaris van 1737 is sprake van ,,een
silgerwerk met vier kettingen, maar daaraan een leere schee".
In de loop der 19e eeuw verdwenen al vroeg de messen en de
schede, terwijl naaldenkoker en schaar het langer volhielden
maar op het eind der vorige eeuw ook gingen verdwijnen. Uit
de beugel en de overige onderdelen blijkt een volkomen over
eenkomst met die uit Walcheren, en dienovereenkomstig zullen
de vroegste tassen geheel in gekleurd naaldwerk uitgevoerd
zijn geweest. Toen werden zij ook aan een leren riem met
zilverbeslag om het middel gedragen en zijn later verhuisd
naar de tailleband van de rok. Men droeg haar toen aan een
zilveren haak, die men aan de rokband haakte, en derhalve
verborgen onder de schort. Bij deze mode was de tas niet meer
van naaldwerk, maar van gefigureerd groen fluweel, op de
voorzijde versierd met drie verticale stroken goudgalon. Ver
volgens verdween omstreeks de eeuwwisseling ook deze mode
weer en begon men de beugel met een zilveren ketting aan de
pols te dragen en maakte men de tassen van zwart fluweel.
Tenslotte zijn zij geheel verdrongen door de meest moderne
tassen van onze tijd.