37 Tenslotte kwam evenals in Walcheren ook nog lichte rouw voor, die echter zeer aan belangrijkheid heeft ingeboet. Zij werd vroeger over ooms en tantes en neven en nichten ge dragen, en wel gedurende drie maanden. De lichte rouw wordt gekenmerkt door de toepassing van blauw en paars, welke kleuren in andere Zeeuwse rouwdrachten in het alge meen niet voorkomen. In de mutsen is geen verschil met de gewone dracht, en ook werd vroeger een mutselint gedragen, maar doek en beuk en de schorten zijn dan wel effen of gebloemd zwart in het laatste geval domineert altijd het blauw of paars van bloemen of bladeren. De lichte rouwbeuken zijn ook direct als zodanig te onderscheiden. Van gelijke uitvoering als andere beuken, zijn de beukstukken echter uitgevoerd in lichtblauw of paars borduursel van kralen en applicatie op een witte ondergrond. Ook aan de kaphoed kon men, toen deze nog werd gedragen, de lichte rouw herkennen, omdat de achterlinten van deze hoeden niet gebrocheerd waren maar effen blauw. Er is ook een tijd geweest, ongeveer 40 jaar geleden, dat het gebruikelijk was in lichte rouw gekleed en met witte kousen aan het H. Avondmaal deel te nemen dit deden vrnl. die genen, die juist lidmaat waren geworden. Ook het dragen van een speciale witte avondmaalsdoek is gewoonte geweest, terwijl het dragen van lichterouw-kleding bij de kerkgang op Goede Vrijdag een gebruik was dat alleen de Hervormden kenden. Bij het mannencostuum was het rozetje aan de pet in deze rouw van een wit in plaats van een zwart knoopje voorzien, of afwisselend uit witte en zwarte lapjes samengesteld. De rouwkleding der kinderen was analoog aan die der volwassenen bij de vrouwen, die een hernhutter dragen, is deze muts in de zware rouw ook van effen wit batist. E. De zgn. burgerdracht Bij sommige Zeeuwse drachten doen zich in het costuum afwijkingen voor t.o.v. de algemene dracht in die streek, en deze noemt men burgerdracht. Zo zagen wij bij de beschrijving van de Walcherse dracht een afwijkend costuum in de dracht van het Middelburgs ambacht, terwijl Arnemuiden eveneens een zgn. burgercostuum kent. Een kenmerk van deze zgn. burgerdrachten is dat zij in de minderheid zijn en de afwijkin gen meestal slechts onderdelen van het costuum betreffen. Veelal beperken de verschillen zich tot de mutsen, maar in sommige streken treffen wij ook verschil in de overige kleding aan. Hoewel het trekken van een scheidslijn niet in alle ge-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1958 | | pagina 55