38 vallen opgaat, kan in het algemeen gezegd worden dat dit costuum niet door landbouwersvrouwen werd gedragen en het burgercostuum van Arnemuiden aanvankelijk niet door vis sersvrouwen. Ook in het land van Axel wordt onder de niet-landbouwers- vrouwen een afwijkend costuum gedragen, ,,de burgerdracht van Axel of Axel-ambacht" genaamd (zie afb. 2, 3 links). Het verschil is daar zelfs sterker dan op Walcheren en in Arnemuiden, want was daar hoofdzakelijk onderscheid in de vorm van de muts en de overige hoofdtooi, hier is ook de overioe kleding anders. Het costuum mist het oud-zeeuws karakter; het bestaat niet meer uit de traditionele rokken, schorten, jakken, doeken en beuken doch uit een lange sluier muts en een lange japon van zwarte stof, soms nog wel met een zwarte of donkere schort een lange zwarte mantel wordt gedragen wanneer men uitgaat. Dit costuum is nauwelijks nog te vinden, al is er zo hier en daar nog wel een oudere vrouw die het draagt, o.a. in Zaamslag. Het vertoont veel overeen komst mPt het Toolse en Noordbevelandse costuum, ja feitelijk is het eraan gelijk, op een opvallend onderscheid na. Een kenmerkende eigenschap is nl., dat de gouden krullen, evenals bii de algemeen-Axelse dracht, boven op het hoofd zijn ge plaatst, terwiil zij ook van hetzelfde tvpe zijn. Door de hoge stand van de krullen hingen ook bii de zgn. burgerdracht de strikken langs het voorhoofd. De strikken waren gelijk aan die uit de newone dracht evenals de spelden (afb. 11), welke op dezelfde wijze binnen de krullen in de muts waren gestoken. De oomaak van het haar was aanvankelijk met een scheiding in het midden, doch in later tijd kamde men het in een kuif achterwaarts. De ondermuts is van zwarte stofdaarover draaat men een grote sluiermuts van witte tule, die geheel is afgezet met een brede strook Rijselse kant en aan een bol genaaid van geborduurde tule. Aan de voorkant is weinig of geen tule overgebleven, zodat de kant hier direct aan de bol grenst. De kant is kostbaar en van een rijk patroon, evenals de bol, die vroeger met de hand werd doorgestapt en dikke borduursels van bloemen en bladeren liet zien, veel grover dan in Noord-Beveland, Tolen en Schouwen-Duiveland. Langs de bovenkant van de muts is aan de binnenzijde een karkas ingenaaid. De bol van de bovenmuts bedekt het achterhoofd en wordt gevuld door het haar in de ondermuts, zodat zij inderdaad bol staat. De tule is zeer ruim gestreken zodat zij naast de bol horizontaal uitstaat, wat de muts niet alleen een sierlijke, maar ook een buitengewoon nette

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1958 | | pagina 56