43
ring. Gouden knopen werden het laatst gedragen door Abra
ham Claerhout, overleden in juni 1898.
Om de hals droeg men een teerlinge das of een van wit
neteldoek, zodanig dat de gouden knopen zichtbaar bleven,
evenals de gepicoteerde rand van de hemdbies.
Op zon- en feestdagen werden ook hier damasten hemd
rokken gedragen, die werden gesloten met zilveren knopen,
variërend in aantal (vermelding van 27, 29, 34, 36, 39. 41
tot 48). Het ligt voor de hand, dat men in de week minder
kostbare hemdrokken droeg. Deze waren niet van zilveren
doch van benen knopen voorzien, en vervaardigd van serge.
Toen deze hemdrokken uit de mode waren, (Iaat in de 19e
eeuw), droeg men een boezeroen van wollige stof, donker
paars of blauw van kleur met kleine motieven van een andere
kleur. De sluiting van dit kledingstuk bevond zich achter in
de hals tot op de rug. Bij gelegenheden droeg men over de
daaase hemdrok een kamisool (ondervest met lange voor
panden en laag aangebrachte zakken), gemaakt van bruin,
blauw of zwart laken, ook wel van blauwe of zwarte serge.
Het spreekt vanzelf, dat een zo algemeen verbreid kleding
stuk als de korte broek ook van dit costuum deel heeft uit
gemaakt. Deze broeken waren vervaardigd van chamois, blauw,
bruin of zwart laken of serge of van zwart fluweel, en werden
door ouderen nog gedragen tot c. 1850. In kleur en stof stak
deze broek aanmerkelijk af bij zijn opvolger, de lange broek,
gemaakt van zwart laken of bombazijn.
Op de hemdrok en kamisool volgde het tot de heupen
reikende wambuis, alias de rok of kortrok, van blauw, bruin
of zwart laken, blauwe vrieze of serge. Bij regenweer droeg
men over dit alles heen een lange tot de enkels reikende over
jas, de kappe. Dit kledingstuk werd tot 1845/1855 nog slechts
bij uitzondering gedragen. Bij strenge koude droeg men een
warm gevoerde schansloper, die reeds voor 1800 in gebruik
moet zijn geweest en in de eerste helft der 19e eeuw vrij alge
meen was. Een nieuwe schansloper kostte 20 Zeeuwsche rijks
daalders f 52
De korte broek, die een klepbroek was. werd met zilveren
knopen, de broek- en klepstukken, gesloten. Hoe de broek
stukken er hebben uitgezien, is ons niet met zekerheid bekend,
doch gezien de overeenstemming met kleding en sieraden uit
andere delen onzer provincie zullen ook hiervoor eerst munten
hebben dienst gedaan, gevolgd door broekstukken met het
Zeeuwse wapen etc. Grond voor deze onderstelling vinden wij
in de klepstukken, die overeenkomen met de Walcherse. Zij