47
meer wordt gevonden, in de 18e eeuw algemeen werd gebruikt.
Niet alleen waren de jakken of mantels van deze stof ver
vaardigd, maar ook de schorten en zelfs doeken en beuken,
terwijl schelphoeden vaak van een sitsen voering waren voor
zien. Deze chintz of sits werd oorspronkelijk door de Oost-
Indische Compagnie betrokken van de kust van Coromandel
en als ruilmiddel aangewend bij de handel in specerijen met
Indië. Naderhand vindt het ook zijn weg naar het Westen;
in de 17e eeuw breekt er een tijd aan dat ons land met deze
Voor-Indische katoentjes wordt overstroomd. De naam chintz
is eigenlijk een verzamelnaam voor deze effen of gebloemde
katoenen, maar de onderlinge verschillen naar het patroon
waren zo groot, dat deze beschilderde stoffen weer onder
verdeeld zijn in soorten, die onder speciale benamingen bekend
waren. Deze stoffen dragen veelal Perzische motieven, hoewel
zij in Voor-Indië door Indiërs zelf werden vervaardigd. Dit is
te verklaren doordat bij latere veroveringen de Perzen hier
hun invloed op deze mensen hebben doen gelden en hun
smaak aan de Voor-Indiërs hebben opgelegd. Het spreekt
van zelf, dat deze levendige handel geen geringe winst
opleverde, hetgeen door de Hollandse nijverheid met lede ogen
werd aangezien. Een gevolg daarvan is geweest dat de katoen-
drukkerijen hier te land deze sitsen op grote schaal zijn gaan
namaken. Onder dit Hollandse produkt treft men mooie uit
voeringen aan, doch zij missen de zwierigheid en de luchtig
heid, die voor de Indische sitsen zo kenmerkend zijn. Hoewel
zij bij alle Zeeuwse drachten in gebruik schijnen te zijn ge
weest, wijden wij hier aan deze sitsen bijzondere aandacht
omdat wij in de gelegenheid zijn een afbeelding (afb. 14) van
een Kadzandse beuk te tonen, die van echte voor-indische sits
is vervaardigd. Het model en de sluiting zijn volkomen gelijk
aan de oude Walcherse beuk waar de twee delen van de beuk
aan elkaar zijn genaaid, is de rozemarijnsteek gebruikt. Met
behulp van twee linten en twee lussen werd de beuk boven
het middel vastgemaakt. De hals vertoont een geringe uitsnij
ding en is afgezet met een tangètje, terwijl de voering van
linnen is. Het afgebeelde exemplaar heeft een witte onder
grond en is geheel geglansd, terwijl het fraaie Perzische mo
tieven vertoont van met de hand geschilderde vruchten en
bloemen, uitgevoerd in rood, bruin en geel. Een ander exem
plaar, eveneens tot de Kadzandse dracht behorend, heeft een
gezaaid patroon van bloemen en takjes, waartussen enkele
kleine vogeltjes, eveneens op een witte ondergrond, terwijl de
hals is afgezet met een blauw langètje. Behalve van sitsen